BasisBijbel

Exodus 38:1-12 BasisBijbel (BB)

1. Hij maakte van acaciahout het altaar voor de brand-offers. Het was 5 el [ (2,25 m) ] lang en 5 el breed. Vierkant dus. En het was 3 el [ (1,35 m) ] hoog.

2. Hij maakte horens aan de vier hoeken. De horens waren één geheel met het altaar. Hij bedekte alles met koper.

3. Hij maakte alles wat er bij het altaar hoorde: de potten, scheppen, schalen, vorken en vuurpannen. Hij maakte die van koper.

4. Hij maakte voor het altaar een rooster, een netwerk van koper, en maakte dat halverwege het altaar vast, onder de rand van het altaar.

5. Hij maakte vier ringen aan de vier einden van het koperen rooster. Dat waren de houders voor de draagstokken.

6. Hij maakte draagstokken van acaciahout en bedekte ze met koper.

7. Hij stak de draagstokken in de ringen aan de zijkanten van het altaar, om daarmee het altaar te dragen. Het altaar was hol, van planken.

8. Hij maakte de waskom van koper, met een voetstuk van koper. Hij maakte die van de koperen spiegels van de vrouwen die naar de ingang van de tent van ontmoeting kwamen.

9. Hij maakte van fijn linnen de doeken voor de omheining aan de zuidkant: 100 el [ (45 m) ] breed.

10. Hij maakte 20 palen [ om die doeken aan op te hangen ] met 20 koperen voetstukken. Aan die palen maakte hij zilveren haken en dwarsstangen.

11. Voor de noordkant maakte hij doeken van 100 el [ (45 m) ] breed met 20 palen met 20 koperen voetstukken. Aan die palen maakte hij zilveren haakjes en zilveren dwarsstangen.

12. Voor de westkant maakte hij doeken van 50 el [ (22½ m) ]. Hij maakte tien palen [ om die doeken aan op te hangen ] met tien koperen voetstukken. Aan die palen maakte hij zilveren haken en dwarsstangen.