BasisBijbel

Exodus 37:1-14 BasisBijbel (BB)

1. Bezaleël maakte de kist van acaciahout, van 2½ el [ (1,13 m) ] lang, 1½ el [ (68 cm) ] breed en 1½ el [ (68 cm) ] hoog.

2. Hij bedekte die van binnen en van buiten met zuiver goud. Hij maakte er rondom een opstaande gouden rand op.

3. Hij maakte vier gouden ringen aan de vier hoeken: twee ringen aan de ene zijkant en twee ringen aan de andere zijkant.

4. Hij maakte draagstokken van acaciahout en bedekte die met goud.

5. Hij stak de draagstokken in de ringen die aan de zijkanten van de kist zaten. Daarmee moest de kist worden gedragen.

6. Hij maakte van zuiver goud het vergevings-deksel. Het was 2½ el [ (1,13 m) ] lang en 1½ el [ (68 cm) ] breed.

7. Hij maakte twee engelen van massief goud, één aan elke kant van het deksel.

8. Eén engel aan de ene kant en één engel aan de andere kant. Het deksel en de twee engelen waren samen uit één stuk gemaakt.

9. De engelen hielden hun twee vleugels naar boven uitgespreid. Zo verborgen ze met hun vleugels het deksel. Ze stonden met hun gezichten naar elkaar toe en keken in de richting van het deksel.

10. Hij maakte de tafel van acaciahout: 2 el [ (90 cm) ] lang, 1 el [ (45 cm) ] breed en 1½ el [ (68 cm) ] hoog.

11. Hij bedekte die met zuiver goud en maakte er rondom een opstaande gouden rand op.

12. Hij maakte eerst rondom op de tafel een opstaande houten rand van 1 handbreedte [ (7½ cm) ] hoog. Die rand bedekte hij met goud.

13. Hij maakte vier gouden ringen en zette die ringen vast op de vier hoeken aan de vier poten.

14. De ringen zaten dicht bij de rand, als houders voor de draagstokken om de tafel mee te dragen.