BasisBijbel

Exodus 36:21-32 BasisBijbel (BB)

21. Elke plank was 10 el [ (4½ m) ] lang en 1½ el [ (67 cm) ] breed.

22. Elke plank had twee koppelstukken waarmee de planken aan elkaar vastgemaakt konden worden.

23. Ze maakten 20 planken voor de zuidkant van de tent.

24. Onder die 20 planken maakten ze 40 zilveren voetstukken. Dus twee voetstukken onder elke plank. Daarin pasten de koppelstukken.

25. Ook voor de andere kant van de tent, de noordkant, maakten ze 20 planken

26. met 40 zilveren voetstukken: twee voetstukken onder elke plank.

27. Voor de achterkant van de tent, aan de westkant, maakten ze zes planken.

28. Voor de hoeken aan de achterkant van de tent maakten ze twee dubbele planken.

29. Van onder tot boven waren die planken precies gelijk. Ze werden bovenaan met één ring aan elkaar vastgemaakt. Deze twee dubbele planken vormden de hoeken.

30. Er waren aan de achterkant dus acht planken met zilveren voetstukken. Telkens twee voetstukken onder elke plank, dus 16 voetstukken.

31. Ze maakten dwarsbalken van acaciahout. Vijf dwarsbalken voor de planken aan de ene zijkant van de tent,

32. vijf dwarsbalken voor de planken aan de andere zijkant van de tent en vijf dwarsbalken voor de planken aan de achterkant van de tent, aan de westkant.