BasisBijbel

Exodus 36:20-38 BasisBijbel (BB)

20. Ze maakten van acaciahout rechtopstaande planken voor de wanden van de tent.

21. Elke plank was 10 el [ (4½ m) ] lang en 1½ el [ (67 cm) ] breed.

22. Elke plank had twee koppelstukken waarmee de planken aan elkaar vastgemaakt konden worden.

23. Ze maakten 20 planken voor de zuidkant van de tent.

24. Onder die 20 planken maakten ze 40 zilveren voetstukken. Dus twee voetstukken onder elke plank. Daarin pasten de koppelstukken.

25. Ook voor de andere kant van de tent, de noordkant, maakten ze 20 planken

26. met 40 zilveren voetstukken: twee voetstukken onder elke plank.

27. Voor de achterkant van de tent, aan de westkant, maakten ze zes planken.

28. Voor de hoeken aan de achterkant van de tent maakten ze twee dubbele planken.

29. Van onder tot boven waren die planken precies gelijk. Ze werden bovenaan met één ring aan elkaar vastgemaakt. Deze twee dubbele planken vormden de hoeken.

30. Er waren aan de achterkant dus acht planken met zilveren voetstukken. Telkens twee voetstukken onder elke plank, dus 16 voetstukken.

31. Ze maakten dwarsbalken van acaciahout. Vijf dwarsbalken voor de planken aan de ene zijkant van de tent,

32. vijf dwarsbalken voor de planken aan de andere zijkant van de tent en vijf dwarsbalken voor de planken aan de achterkant van de tent, aan de westkant.

33. Ze maakten de middelste dwarsbalken halverwege de planken vast. De dwarsbalken liepen helemaal van de ene kant van de tent naar de andere kant van de tent.

34. De planken werden met goud bedekt. Ze maakten gouden ringen waarmee de dwarsbalken aan de planken werden vastgemaakt. Ook de dwarsbalken werden met goud bedekt.

35. Ze weefden een gordijn van blauw, paars en rood draad en fijn linnen, met prachtige ingeweven engelen.

36. Ze maakten vier palen van acaciahout om het gordijn aan op te hangen en bedekten die palen met goud. Om de gordijnen op te hangen maakten ze gouden haakjes. Voor de palen maakten ze vier zilveren voetstukken.

37. Ze weefden een gordijn voor de ingang van de tent van blauw, paars en rood draad en fijn linnen. Het werd een kleurig geweven stof.

38. Ze maakten vijf palen van acaciahout om het gordijn aan op te hangen en vijf gouden haakjes. De toppen van de palen en de dwarsbalken werden met goud bedekt. De vijf palen hadden voetstukken van koper.