BasisBijbel

Exodus 33:11-21 BasisBijbel (BB)

11. En de Heer sprak Zelf met Mozes, zoals iemand met zijn vriend spreekt. Daarna kwam hij terug naar het tentenkamp. Maar zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jonge man, ging nooit uit de tent weg.

12. Mozes zei tegen de Heer: "U zegt wel tegen mij: 'Trek verder met dit volk,' maar U heeft mij niet gezegd, wie U met mij mee zal sturen. Maar U heeft toch tegen mij gezegd: 'Ik heb jou uitgekozen en Ik wil goed en vriendelijk voor je zijn.'

13. Als U goed en vriendelijk voor mij wil zijn, vertel mij dan alstublieft uw plannen, zodat ik U steeds beter leer kennen. Bedenk alstublieft dat dit volk úw volk is."

14. Toen zei Hij: "Moet Ik Zélf meegaan om je gerust te stellen?"

15. Mozes antwoordde Hem: "Als U niet Zelf met ons meegaat, laat ons dan niet van hier verder trekken!

16. Want hoe kunnen we weten dat U goed en vriendelijk voor mij en voor dit volk wil zijn, als U niet Zelf met ons meegaat? Want toch juist doordat U bij ons bent, zijn wij anders dan de andere volken op de aarde. Wij zijn immers uw eigen volk."

17. De Heer zei tegen Mozes: "Ook deze keer zal Ik doen wat je vraagt, omdat je mijn vriend bent en Ik goed en vriendelijk voor je wil zijn."

18. Toen vroeg Mozes: "Mag ik U alstublieft in uw volle hemelse macht en majesteit zien?"

19. Hij zei: "Ik zal je mijn volle goedheid laten zien. Ik zal je zeggen wie Ik ben. Want Ik zal goed zijn voor wie Ik wil en Ik zal vriendelijk zijn voor wie Ik wil.

20. Maar mijn gezicht zul je niet zien. Want niemand kan Mij zien en in leven blijven.

21. Kijk, hier bij Mij is een plaats waar je op de rots kan gaan staan.