BasisBijbel

Exodus 32:21-29 BasisBijbel (BB)

21. Toen zei Mozes tegen Aäron: "Hoe heb je het volk zoiets verschrikkelijks kunnen aandoen?"

22. Maar Aäron zei: "Word alstublieft niet boos, heer. U weet zelf dat dit volk altijd slechte dingen wil doen.

23. Ze zeiden tegen mij: 'Maak goden voor ons die ons kunnen leiden. Want we weten niet wat er gebeurd is met die Mozes, die man die ons uit Egypte heeft gehaald.'

24. Toen zei ik tegen hen: 'Als je gouden sieraden hebt, breng ze dan hier!' Ze gaven hun goud aan mij en toen ik het goud in het vuur gooide, kwam dit kalf er uit."

25. Mozes zag dat de mensen naakt ronddansten. (Want Aäron had hen helemaal vrij gelaten om te doen waar ze zin in hadden. Zo stonden ze vreselijk voor schut voor hun vijanden.)

26. Hij ging bij de ingang van het tentenkamp staan en zei: "Wie voor de Heer is, moet bij mij komen!" Toen kwamen de mannen uit de stam van Levi naar hem toe.

27. Hij zei tegen hen: "Dit zegt de Heer, de God van Israël: doe je zwaard om en ga dwars door het tentenkamp, van poort tot poort. Dood iedereen die je ziet, al is het je broer, een familielid of je buurman."

28. Ze deden wat Mozes had gezegd. Zo werden er op die dag ongeveer 3000 mannen gedood.

29. Toen zei Mozes: "Vandaag is te zien of jullie werkelijk de Heer willen dienen. Want je zal zelfs je zoon of je broer moeten doden. De Heer zal jullie hiervoor belonen."