BasisBijbel

Exodus 32:11-23 BasisBijbel (BB)

11. Toen smeekte Mozes zijn Heer God: "Heer, U heeft uw volk met grote wonderen uit Egypte gered. U heeft toen laten zien hoe machtig U bent. Dan kunt U het nu toch niet zó zwaar straffen?

12. Als U dat doet, zullen de Egyptenaren zeggen: 'Hij heeft hen meegenomen om hen te vernietigen, hen in de bergen te doden, hen van de aardbodem weg te vegen.' U bent wel heel boos op hen, maar straf hen alstublieft niet! Doe alstublieft niet de vreselijke dingen die U zei.

13. Denk alstublieft aan Abraham, Izaäk en Israël, uw dienaren. Want U heeft hun bij Uzelf gezworen: 'Ik zal je familie ná jou zo ontelbaar maken als de sterren aan de hemel. En dit hele land waar Ik over heb gesproken, zal Ik aan jouw familie ná jou geven. Het zal voor altijd hun eigendom zijn.' "

14. Toen veranderde de Heer zijn plannen en besloot zijn volk niet zo erg te straffen als Hij eerst van plan was geweest.

15. Mozes ging [ met Jozua ] de berg af. De twee platte stenen van Gods verbond had hij in zijn hand. Die twee stenen waren aan beide kanten volgeschreven.

16. Ze waren door God Zelf gemaakt en wat er op geschreven stond, had Hij er Zelf op geschreven.

17. Jozua hoorde het gejuich van het volk. Hij zei tegen Mozes: "Er is krijgsgeschreeuw in het kamp!"

18. Maar Mozes zei: "Nee, het is niet het gejuich van een overwinning. Ook niet het geschreeuw van een nederlaag. Het is het gejuich van een feest!"

19. Toen hij bij het tentenkamp kwam, zag hij het kalf. En hij zag hoe de mensen ervoor aan het dansen waren. Mozes werd woedend. Hij gooide de platte stenen die hij in zijn handen had onderaan de berg kapot.

20. Toen pakte hij het kalf dat ze hadden gemaakt en verbrandde het. De resten maalde hij fijn, totdat er alleen nog poeder van over was. Dat stof strooide hij op het water en gaf het aan de Israëlieten te drinken.

21. Toen zei Mozes tegen Aäron: "Hoe heb je het volk zoiets verschrikkelijks kunnen aandoen?"

22. Maar Aäron zei: "Word alstublieft niet boos, heer. U weet zelf dat dit volk altijd slechte dingen wil doen.

23. Ze zeiden tegen mij: 'Maak goden voor ons die ons kunnen leiden. Want we weten niet wat er gebeurd is met die Mozes, die man die ons uit Egypte heeft gehaald.'