BasisBijbel

Exodus 28:1-10 BasisBijbel (BB)

1. Mozes, als alles af is, moet je je broer Aäron en zijn zonen laten komen. Maak hen klaar om Mij te dienen. Zij worden mijn priesters. Laat dus Aäron en zijn zonen Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar komen.

2. Maak speciale heilige kleren voor je broer Aäron. Ze moeten er prachtig uitzien.

3. Laat ze maken door vakmensen die Ik het talent heb gegeven om ze te maken. Alleen in die kleren mag hij Mij als priester dienen.

4. Dit is wat ze moeten maken: een borsttas, een priesterschort, een bovenkleed, een onderkleed met een ingeweven patroon, een tulband en een gordel. Zij moeten deze speciale heilige kleren maken voor je broer Aäron. Ook speciale kleren voor zijn zonen. Die zullen zij dragen bij hun werk als mijn priesters.

5. Voor de kleren zijn gouddraad, blauwe, paarse en rode stof en fijn linnen nodig.

6. Ze moeten het priesterschort weven van goud, blauw, paars en rood draad en fijn linnen. Het moet een prachtig kunstwerk worden.

7. Er moeten twee schouderbanden aan komen. Die maken de voorkant en de achterkant aan elkaar vast.

8. Aan het priesterschort moet een gordel komen. Daarmee moet de priester het schort omdoen. De gordel moet op dezelfde manier worden gemaakt als het priesterschort zelf en moet eraan vastgemaakt worden. Hij moet worden gemaakt van goud, blauw, paars en rood draad en fijn linnen.

9. Neem twee onyx-stenen. Snijd daarin de namen van de zonen van Israël uit.

10. Zes namen op de ene steen en de zes andere namen op de andere steen. Schrijf ze op in de volgorde waarop de zonen geboren zijn.