BasisBijbel

Exodus 26:7-18 BasisBijbel (BB)

7. Maak ook tentkleden van geitenhaar. Die worden een tent over de [ eerste ] tent. Maak elf tentkleden.

8. Elk tentkleed moet 30 el [ (13½ m) ] lang en 4 el [ (1,8 m) ] breed zijn. Alle elf tentkleden moeten even groot worden.

9. Maak vijf van deze tentkleden aan elkaar. Maak de andere zes tentkleden ook aan elkaar. Vouw het zesde tentkleed dubbel. Dat komt aan de voorkant van de tent.

10. Maak 50 lussen aan de rand van het laatste kleed van de vijf tentkleden en 50 lussen aan de rand van het laatste kleed van de zes tentkleden.

11. Maak 50 koperen haakjes. Steek ze in de lussen en maak daarmee de tentkleden aan elkaar vast. Zo worden de tentkleden één geheel.

12. Wat betreft het deel van de tentkleden dat [ in de lengte ] overhangt: de helft van het overhangende kleed moet overhangen aan de achterkant van de tent.

13. En van de 2 el [ (90 cm) ] die overblijven in de breedte moet 1 el [ (45 cm) ] aan de ene zijkant en 1 el aan de andere zijkant van de tent overhangen. Zo zal dat kleed de tent bedekken.

14. Maak voor de tent ook een dekkleed van roodgeverfde schapenvachten. En daar overheen nog een dekkleed van dun leer.

15. Maak voor de tent planken van acaciahout. Zet de planken recht overeind.

16. Elke plank moet 10 el [ (4½ m) ] lang zijn en 1½ el [ (68 cm) ] breed.

17. Maak aan de zijkant van elke plank twee koppelstukken die in de zijkant van de plank ernaast steken. Alle planken voor de tent moeten hetzelfde worden gemaakt.

18. Maak 20 planken voor de zuidkant van de tent.