BasisBijbel

Exodus 26:15-29 BasisBijbel (BB)

15. Maak voor de tent planken van acaciahout. Zet de planken recht overeind.

16. Elke plank moet 10 el [ (4½ m) ] lang zijn en 1½ el [ (68 cm) ] breed.

17. Maak aan de zijkant van elke plank twee koppelstukken die in de zijkant van de plank ernaast steken. Alle planken voor de tent moeten hetzelfde worden gemaakt.

18. Maak 20 planken voor de zuidkant van de tent.

19. Onder die 20 planken komen 40 zilveren voetstukken. Er komen dus onder elke plank twee voetstukken waarin koppelstukken passen.

20. Maak op dezelfde manier 20 planken voor de noordkant van de tent.

21. Maak voor die planken 40 zilveren voetstukken. Dus twee voetstukken onder elke plank.

22. Maak voor de achterkant van de tent aan de westkant zes planken.

23. Verder nog een dubbele plank voor elke hoek aan de achterkant van de tent.

24. De twee planken die samen in één hoek komen, moeten van onder tot boven precies gelijk zijn. Ze moeten bovenaan aan elkaar worden vastgemaakt met één ring. Ze vormen de hoeken.

25. Aan de achterkant komen dus acht planken met zilveren voetstukken. Twee voetstukken onder elke plank, dus 16 voetstukken.

26. Maak ook dwarsbalken van acaciahout. Vijf dwarsbalken voor de planken aan de ene zijkant van de tent,

27. vijf dwarsbalken voor de planken aan de andere zijkant van de tent en vijf dwarsbalken voor de planken aan de achterkant van de tent. De achterkant is aan de westkant.

28. En de middelste dwarsbalken moeten halverwege de planken komen en dwars van de ene kant van de tent naar de andere kant van de tent lopen.

29. Bedek de planken met goud. Maak ook ringen van goud. Maak met die ringen de dwarsbalken aan de planken vast. Bedek ook de dwarsbalken met goud.