BasisBijbel

Exodus 23:3-14 BasisBijbel (BB)

3. Ook mogen jullie iemand die arm is niet lichter straffen dan iemand die rijk is.

4. Als je een weggelopen koe of ezel van je vijand vindt, moet je het dier terugbrengen.

5. Als je ziet dat de ezel van je vijand te zwaar beladen is en in elkaar zakt, mag je de man niet met het probleem laten zitten omdat hij je vijand is. Je moet hem helpen met het afladen van de ezel.

6. Je mag arme mensen niet oneerlijk behandelen in hun rechtszaken.

7. Je mag de feiten niet verdraaien. Je mag iemand die onschuldig is niet ter dood veroordelen. Want mensen die dat doen, zal Ik zeker straffen.

8. Je mag je niet laten omkopen. Want als je je laat omkopen, doe je je ogen dicht voor de waarheid. Dan worden er onschuldige mensen veroordeeld.

9. Je mag vreemdelingen niet slecht behandelen. Want je weet hoe het is om een vreemdeling te zijn. Jullie zijn zelf immers vreemdelingen geweest in Egypte.

10. Je mag je land zes jaar achter elkaar inzaaien en de oogst binnenhalen.

11. Maar in het zevende jaar moet je het land laten liggen zoals het is. Je moet het met rust laten. Wat er nog vanzelf opkomt, is voor de arme mensen. En wat zij laten staan, is voor de wilde dieren. Hetzelfde moet je doen met je wijngaarden en olijfbomen.

12. Je mag zes dagen per week werken. Maar op de zevende dag moet je uitrusten. Dan kunnen ook je koe en je ezel uitrusten. En de zoon van je slavin en de vreemdeling [ die als knecht voor je werkt ] kunnen weer op adem komen.

13. Jullie moeten precies doen wat Ik jullie heb gezegd. Jullie mogen de naam van andere goden niet eens noemen. Ik wil die niet uit jullie mond horen.

14. Drie keer per jaar moeten jullie voor Mij feestvieren.