BasisBijbel

Exodus 16:16-34 BasisBijbel (BB)

16. En dit is wat de Heer jullie beveelt: Verzamel precies zo veel als je vandaag kan opeten. Iedereen mag voor de mensen die in zijn tent wonen 1 gomer [ (2,2 liter) ] per persoon verzamelen."

17. De Israëlieten deden dat en verzamelden de korreltjes. De één verzamelde meer en de ander minder.

18. Ze maten het in een gomer af. Mensen die meer verzameld hadden, hielden niet over. En mensen die minder hadden verzameld, kwamen niet tekort. Iedereen had precies zoveel verzameld als hij kon opeten.

19. Mozes zei tegen hen: "Jullie mogen er niets van bewaren voor de volgende dag."

20. Maar sommige mensen luisterden niet naar Mozes. Zij bewaarden toch een deel voor de volgende dag. Toen was het bedorven. Er zaten wormen in en het stonk. En Mozes werd boos op hen.

21. Zo verzamelden ze elke morgen precies zoveel als ze nodig hadden. Maar als de zon heet werd, smolt het.

22. Op de zesde dag verzamelden ze twee keer zoveel: 2 gomer [ (4,4 liter) ] per persoon. De leiders van het volk kwamen het aan Mozes vertellen.

23. Toen zei hij tegen hen: "Dat had de Heer ook gezegd. Want morgen is het een rustdag, een heilige rustdag voor de Heer. Bak wat jullie willen bakken en kook wat jullie willen koken. Wat overblijft kunnen jullie bewaren voor de volgende dag."

24. Toen lieten ze het tot de volgende dag liggen, zoals Mozes gezegd had. Toen stonk het niet en er zaten geen wormen in.

25. Mozes zei: "Eet dit vandaag, want vandaag is het een heilige rustdag voor de Heer. Vandaag zullen jullie niets vinden.

26. Zes dagen per week moeten jullie het verzamelen. Maar elke zevende dag is een heilige rustdag. Dan is het er niet."

27. Op de zevende dag waren er toch mensen die de korreltjes wilden gaan verzamelen. Maar ze vonden niets.

28. Daarom zei de Heer tegen Mozes: "Hoelang weigeren jullie nog om Mij te gehoorzamen?

29. Bedenk dat Ik jullie de heilige rustdag heb gegeven. Daarom geef Ik jullie op de zesde dag brood voor twee dagen. Op de zevende dag moet iedereen thuisblijven. Dan mag niemand zijn plaats verlaten."

30. Toen rustte het volk op de zevende dag.

31. Het volk Israël noemde de korreltjes 'manna' [ (= 'wat is dat nou toch?') ]. Het was zo wit als korianderzaad en het smaakte naar honingkoek.

32. Mozes zei: "De Heer zegt: Vul een gomer met manna. Dat manna moet bewaard worden voor de families ná jullie. Dan kunnen ze het brood zien dat Ik jullie in de woestijn te eten heb gegeven toen Ik jullie uit Egypte haalde."

33. En hij zei tegen Aäron: "Neem een kruik, doe daarin een hele gomer manna en zet die bij de Heer neer. Hij moet bewaard worden voor onze families ná ons."

34. Aäron deed wat de Heer had bevolen. Hij zette [ de kruik met ] het manna vóór de kist [ van het verbond ] waarin de platte stenen van het verbond lagen, om het te bewaren.