Exodus

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40

BasisBijbel

Exodus 40 BasisBijbel (BB)

Mozes zet de tent van ontmoeting op

1. De Heer zei tegen Mozes:

2. "Zet op de eerste dag van de eerste maand de tent van ontmoeting op.

3. Zet daarin de kist met de platte stenen van het verbond. Zet hem achter het gordijn, zodat niemand hem kan zien.

4. Zet de tafel neer met alles wat er op hoort. Zet de kandelaar neer en steek de olielampen aan.

5. Zet het gouden altaar voor het wierook-offer vóór de kist van het verbond neer. Hang het gordijn voor de ingang van de tent.

6. Zet het altaar voor de brand-offers vóór de ingang van de tent van ontmoeting neer.

7. Zet de waskom tussen de tent van ontmoeting en het altaar in en doe er water in.

8. Zet de omheining rond de tent op en hang het gordijn voor de ingang van de omheining.

9. Neem dan de zalf-olie en zalf daarmee de tent en alles wat er in is. Vanaf dat moment is hij van Mij, met alles wat er in is. En hij zal heilig zijn.

10. Zalf ook het altaar voor de brand-offers met alles wat er bij hoort. Vanaf dat moment is het van Mij en het zal heel erg heilig zijn.

11. Zalf ook de waskom met zijn voetstuk. Vanaf dat moment is hij van Mij.

12. Laat dan Aäron en zijn zonen naar de ingang van de tent van ontmoeting komen. Was hen met water.

13. Trek Aäron de heilige kleren aan en zalf hem. Vanaf dat moment is hij van Mij: hij is mijn priester.

14. Laat ook zijn zonen komen en trek hun de priesterkleren aan.

15. Zalf hen zoals je hun vader hebt gezalfd, om mijn priesters te zijn. Door deze zalving zullen zij en al hun zonen ná hen voor altijd mijn priesters zijn."

16. Mozes deed dit allemaal precies zoals de Heer het hem had bevolen.

17. Op de eerste dag van de eerste maand van het tweede jaar werd de tent opgezet.

18. Mozes zette de tent op. Hij plaatste de voetstukken, zette daar de planken rechtop in, maakte de dwarsbalken vast en zette de palen neer.

19. Daarover legde hij de tentkleden en tenslotte het dekkleed – zoals de Heer het hem had bevolen.

20. Hij nam de platte stenen van het verbond en legde die in de kist. Hij schoof de draagstokken [ in de ringen ] aan de kist. Daarna legde hij het vergevings-deksel op de kist.

21. Hij bracht de kist naar het achterste deel van de tent en hing het gordijn op, zodat niemand de kist meer kon zien – zoals de Heer het Mozes had bevolen.

22. Hij zette de tafel in de tent van ontmoeting aan de noordkant van de tent, bij het gordijn naar de allerheiligste kamer.

23. Hij legde daarop het brood neer voor de Heer – zoals de Heer het Mozes had bevolen.

24. Tegenover de tafel, aan de zuidkant van de tent, zette hij de kandelaar neer.

25. Hij stak de olielampen aan die voor de Heer moesten branden – zoals de Heer het hem had bevolen.

26. Hij zette het gouden altaar in de tent van ontmoeting neer, vóór het gordijn naar de allerheiligste kamer.

27. Hij stak op dat altaar de wierook aan – zoals de Heer het hem had bevolen.

28. Hij hing het gordijn vóór de ingang van de tent van ontmoeting op.

29. Het altaar voor de brand-offers zette hij bij de ingang van de tent van ontmoeting. Daarop offerde hij het brand-offer en het meel-offer – zoals de Heer het hem had bevolen.

30. Hij zette de waskom tussen de tent van ontmoeting en het altaar en deed er water in.

31. Daar moesten Mozes en Aäron en Aärons zonen hun handen en voeten wassen.

32. Als ze de tent van ontmoeting binnenkwamen of als ze naar het altaar gingen, wasten zij zich – zoals de Heer het Mozes had bevolen.

33. Hij zette de omheining op rond de tent van ontmoeting en het altaar en hing het gordijn voor de ingang van de omheining op. Zo maakte Mozes het werk af.

De Heer komt in de tent van ontmoeting

34. Toen bedekte de wolk de tent van ontmoeting. De stralende aanwezigheid van de Heer vulde de tent.

35. Daardoor kon Mozes de tent van ontmoeting niet binnengaan, want de wolk was daar. De stralende aanwezigheid van God vulde de tent.

36. Als de wolk opsteeg van boven de tent, braken de Israëlieten hun tenten af om verder te gaan. Dat deden ze op al hun reizen.

37. Maar als de wolk niet opsteeg en op de tent van ontmoeting bleef, bleven ze waar ze waren, tot de dag dat de wolk opsteeg.

38. Overdag was de wolk van de Heer op tent van ontmoeting. 's Nachts was daar een wolk van vuur. Zo was het tijdens alle reizen van de Israëlieten.