Exodus

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40

BasisBijbel

Exodus 38 BasisBijbel (BB)

Het maken van het altaar voor de brand-offers

1. Hij maakte van acaciahout het altaar voor de brand-offers. Het was 5 el [ (2,25 m) ] lang en 5 el breed. Vierkant dus. En het was 3 el [ (1,35 m) ] hoog.

2. Hij maakte horens aan de vier hoeken. De horens waren één geheel met het altaar. Hij bedekte alles met koper.

3. Hij maakte alles wat er bij het altaar hoorde: de potten, scheppen, schalen, vorken en vuurpannen. Hij maakte die van koper.

4. Hij maakte voor het altaar een rooster, een netwerk van koper, en maakte dat halverwege het altaar vast, onder de rand van het altaar.

5. Hij maakte vier ringen aan de vier einden van het koperen rooster. Dat waren de houders voor de draagstokken.

6. Hij maakte draagstokken van acaciahout en bedekte ze met koper.

7. Hij stak de draagstokken in de ringen aan de zijkanten van het altaar, om daarmee het altaar te dragen. Het altaar was hol, van planken.

Het maken van de waskom

8. Hij maakte de waskom van koper, met een voetstuk van koper. Hij maakte die van de koperen spiegels van de vrouwen die naar de ingang van de tent van ontmoeting kwamen.

Het maken van de omheining

9. Hij maakte van fijn linnen de doeken voor de omheining aan de zuidkant: 100 el [ (45 m) ] breed.

10. Hij maakte 20 palen [ om die doeken aan op te hangen ] met 20 koperen voetstukken. Aan die palen maakte hij zilveren haken en dwarsstangen.

11. Voor de noordkant maakte hij doeken van 100 el [ (45 m) ] breed met 20 palen met 20 koperen voetstukken. Aan die palen maakte hij zilveren haakjes en zilveren dwarsstangen.

12. Voor de westkant maakte hij doeken van 50 el [ (22½ m) ]. Hij maakte tien palen [ om die doeken aan op te hangen ] met tien koperen voetstukken. Aan die palen maakte hij zilveren haken en dwarsstangen.

13. De afstand aan de oostkant was ook 50 el [ (22½ m) ].

14. Daarvoor maakte hij aan de rechterkant naast de ingang [ aan de oostkant ] doeken van 15 el [ (6,75 m) ]. Hij maakte drie palen [ om die doeken aan op te hangen ] met drie voetstukken.

15. Voor de linkerkant naast de ingang maakte hij ook doeken van 15 el [ (6,75 m) ]. Hij maakte drie palen [ om die doeken aan op te hangen ] met drie voetstukken. Want aan beide kanten van de ingang van de omheining kwamen doeken.

16. Alle doeken van de omheining waren van fijn linnen.

17. De voetstukken van de palen waren van koper. De haken en de dwarsstangen voor de palen waren van zilver. De bovenkant van de palen was bedekt met zilver. Alle palen van de omheining werden met zilveren stangen aan elkaar gemaakt.

18. Het gordijn voor de ingang van de omheining was een veelkleurige geweven stof van blauw, paars en rood draad en fijn linnen. Het was 20 el [ (9 m) ] breed en 5 el [ (2,25 m) ] hoog, net zoals de doeken van de omheining.

19. De vier palen [ om die gordijnen aan op te hangen ] en de vier voetstukken van die palen waren van koper. De haakjes en de dwarsstangen waren van zilver. De bovenkant van de palen was bedekt met zilver.

20. Alle pinnen voor de tent en voor de omheining rond de tent waren van koper.

Wat het heiligdom gekost heeft

21. Mozes heeft de Levieten laten uitrekenen wat de tent met de kist met de platte stenen van het verbond [ van God ] heeft gekost. Dat gebeurde onder leiding van Itamar, de zoon van de priester Aäron.

22. Bezaleël, de zoon van Uri, die een zoon was van Hur uit de stam van Juda, maakte alles wat de Heer aan Mozes had bevolen.

23. Hij werd daarbij geholpen door Aholiab, de zoon van Ahisamach uit de stam van Dan. Aholiab was een vakman en kunstenaar. Hij weefde stoffen van blauw, paars en rood draad en fijn linnen.

24. Het goud dat werd gebruikt, werd eerst als beweeg-offer aan de Heer gegeven. In totaal was het 29 talenten en 730 sikkels [ (totaal 878 kilo) ] (gemeten met de sikkel die in het heiligdom wordt gebruikt).

25. Het zilver van de getelde mannen van het volk was 100 talenten en 1775 sikkels [ (totaal 3195 kilo) ] (gemeten met de sikkel die in het heiligdom wordt gebruikt).

26. Iedereen die bij de getelde mannen behoorde, dus mannen van 20 jaar en ouder, betaalde 1 beka [ (5½ gram) ] per persoon. Dat is een ½ sikkel (gemeten met de sikkel die in het heiligdom wordt gebruikt). Het ging om 603.550 mannen.

27. Er werden 100 talenten zilver [ (3000 kilo) ] gebruikt om alle voetstukken te maken. Er werden 100 voetstukken gemaakt, van 100 talenten. Dus 1 talent [ (30 kilo) ] per voetstuk.

28. De rest van de 1775 sikkels zilver gebruikte hij om haakjes voor de palen van te maken, de bovenkant van die palen te bedekken en alles aan elkaar te zetten.

29. Het koper van de beweeg-offers was 70 talenten en 2400 sikkels [ (totaal 2126 kilo) ].

30. Daarvan maakte hij de voetstukken voor de ingang van de tent van ontmoeting, het koperen altaar [ voor de brand-offers ] met het rooster dat erbij hoorde, alle dingen die bij het altaar horen, de voetstukken van de omheining,

31. de voetstukken van de ingang van de omheining, alle pinnen van de tent en alle pinnen van de omheining rond de tent.