BasisBijbel

Ester 9:4-17 BasisBijbel (BB)

4. Want Mordechai was een belangrijk man geworden in het paleis van de koning. En in alle provincies werd bekend wat hij had gedaan. Mordechai werd steeds machtiger.

5. En de Judeeërs doodden heel veel van hun vijanden. Het werd een grote slachtpartij. Ze deden met hun vijanden wat ze wilden.

6. Zo doodden de Judeeërs in de burcht Susan 500 mensen.

7. Ook doodden ze Parsandata, Dalfon, Aspata,

8. Porata, Adalja, Aridata,

9. Parmasta, Arisai, Aridai en Vaizata.

10. Dat waren de tien zonen van Haman die de vijand was geweest van de Judeeërs. Maar ze wilden geen buit meenemen.

11. De koning hoorde hoeveel mensen er waren gedood in de stad Susan.

12. Hij zei tegen koningin Ester: "Alleen al in de burcht Susan hebben de Judeeërs 500 mannen gedood. Ook de tien zonen van Haman. Wat zullen ze dan wel niet gedaan hebben in de andere provincies van mijn rijk! Heb je verder nog wensen? Vraag wat je maar wil. Is er verder nog iets?"

13. Ester zei: "Volgens het bevel mochten de Judeeërs zich alleen vandaag tegen hun vijanden verdedigen. Maar ik wil u vragen of de Judeeërs die in Susan wonen dat morgen alstublieft ook nog mogen. En ik wil graag dat de tien zonen van Haman opgehangen worden."

14. De koning gaf bevel dat het zo moest gebeuren. Er kwam een wet dat de Judeeërs in Susan zich de volgende dag ook nog mochten verdedigen. En de [ lijken van de ] tien zonen van Haman werden opgehangen.

15. Zo verzamelden de Judeeërs zich ook op de 14e dag van de maand Adar. Ze doodden in Susan nog 300 mannen. Maar ze wilden geen buit meenemen.

16. De Judeeërs in de rest van het koninkrijk verzamelden zich op de 13e dag van de maand Adar en verdedigden hun leven. Zo kregen ze rust. Ze hadden 75.000 vijanden gedood. Maar ze wilden geen buit meenemen.

17. Op de 14e dag rustten ze uit en vierden feest.