BasisBijbel

Ester 6:1-10 BasisBijbel (BB)

1. Die nacht kon de koning niet slapen. Daarom liet hij een dienaar roepen. Hij moest de koning voorlezen uit het boek waarin alle belangrijke gebeurtenissen werden opgeschreven.

2. Zo las hij ook voor hoe Mordechai de koning had verteld dat Bigtana en Teres, de twee bewakers van de kamers van de koning, de koning hadden willen vermoorden.

3. Toen vroeg de koning: "Wat heeft Mordechai daarvoor als beloning gekregen?" De dienaar antwoordde: "Hij heeft geen beloning gekregen."

4. Toen vroeg de koning: "Is er iemand op het plein?" Haman liep net op dat moment over het buitenplein van het paleis. Hij wilde de koning komen zeggen dat hij Mordechai wilde ophangen aan de galg die hij daarvoor had neergezet.

5. De dienaren van de koning zeiden tegen hem: "Haman loopt juist over het plein." Toen zei de koning: "Laat hem hier komen."

6. Haman kwam binnen. De koning vroeg hem: "Wat zal ik doen met iemand die ik wil belonen?" Haman dacht bij zichzelf: "Wie anders dan mij zou de koning willen belonen?"

7. Daarom zei hij tegen de koning: "Dit kunt u doen voor de man die u wil belonen:

8. Laat één van uw ministers uw koninklijke mantel brengen naar de man die u wil belonen. Hij moet hem ook uw eigen paard brengen, en uw kroon.

9. Die minister moet de man de mantel omslaan en de kroon op het hoofd zetten. Daarna moet hij hem op het paard helpen. Laat de man zo over het plein van de stad rijden. En laat de minister voor hem uit lopen en roepen: 'Zó doet de koning met de man die hij wil belonen!' "

10. De koning zei tegen Haman: "Ga vlug die mantel en dat paard halen, zoals je gezegd hebt. Ga ermee naar Mordechai, de Judeeër die in de poort van het paleis zit. Doe met hem alles wat je hebt gezegd."