BasisBijbel

Efeziërs 2:9-16 BasisBijbel (BB)

9. Jullie zijn [ dus ] niet gered doordat jullie zelf zo goed je best deden om goede mensen te zijn. Want Hij wilde niet dat jullie over je redding zouden kunnen opscheppen.

10. Want God heeft ons gemaakt. En Hij heeft ook Zelf in Jezus Christus nieuwe mensen van ons gemaakt. Nu kunnen we voor Hem de goede dingen doen die Hij van tevoren al voor ons had bedacht.

11. Bedenk dat jullie vroeger niet bij Gods volk hoorden. Want jullie waren niet [ zoals de Joden ] besneden. Jullie werden 'onbesneden' genoemd door de mensen die wél besneden waren. (De besnijdenis is een teken dat mensen in het lichaam aanbrachten. [ Het bewees dat ze bij God hoorden ].)

12. Jullie hoorden niet bij God. Daardoor hadden jullie Christus niet. Ook hadden jullie niet de rechten die het volk Israël had, want jullie hoorden niet bij zijn volk. En de verbonden van Gods beloften waren niet voor jullie. Jullie hadden dus geen hoop en geen God in deze wereld.

13. Zo waren jullie vroeger ver weg [ van God ]. Maar nu zijn jullie in Jezus Christus dicht bij [ God ] gekomen, door het bloed van Christus.

14. Want Jezus heeft ons vrede gegeven, door Zichzelf. Hij heeft van Joden en niet-Joden één volk gemaakt. Eerst stond [ de wet van Mozes als ] een muur tussen ons in. We leefden als vijanden van elkaar. Maar Hij heeft die muur weggebroken.

15. Hoe? Door als mens voor ons te sterven. Nu gaat het niet langer om de wet, die bestaat uit leefregels waar wij ons aan moesten houden. [ Nu gaat het om geloof in Jezus. ] Zo heeft Hij in Zichzelf de twee soorten volken [ (namelijk de één met Gods wet, de ander zonder Gods wet) ] tot één volk gemaakt. Zo heeft Hij vrede gebracht.

16. En die twee soorten volken, die nu één volk zijn geworden, heeft Hij allebei tot vrienden van God gemaakt. Want door zijn dood aan het kruis heeft Hij een eind gemaakt aan de vijandschap.