BasisBijbel

Deuteronomium 9:19-29 BasisBijbel (BB)

19. En ik was bang voor de woede van de Heer. Want Hij was zó vreselijk boos op jullie, dat Hij jullie wilde vernietigen. Maar ook deze keer luisterde de Heer naar mij.

20. Ook op Aäron was de Heer zó woedend, dat Hij hem wilde doden. Daarom bad ik toen ook voor Aäron.

21. En ik verbrandde het kalf dat jullie hadden gemaakt en waarmee jullie ongehoorzaam aan de Heer waren geweest. Daarna stampte ik het tot poeder en vermaalde het tot stof. Het stof gooide ik in de beek die van de berg stroomde.

22. Ook bij Tabeëra, Massa en Kibrot-Taäva hebben jullie de Heer vreselijk boos gemaakt.

23. En bij Kades-Barnea waren jullie Hem wéér ongehoorzaam. Hij stuurde jullie op weg om het land te veroveren dat Hij jullie had gegeven. Maar jullie geloofden Hem niet. Jullie luisterden niet naar wat Hij zei.

24. Zo lang ik jullie ken, zijn jullie de Heer ongehoorzaam geweest.

25. Ik liet mij toen [ dus ] voor de Heer op de grond vallen en lag daar 40 dagen en 40 nachten. Want de Heer had gezegd dat Hij jullie wilde vernietigen.

26. Ik smeekte de Heer om dat niet doen. Ik zei: 'Heer God, vernietig uw volk alstublieft niet! Het is uw eigen volk, dat U op een machtige manier heeft bevrijd. Het is uw volk, dat U met wonderen uit Egypte heeft gered.

27. Denk alstublieft aan uw dienaren Abraham, Izaäk en Jakob. Let niet op de koppigheid van dit volk. Let er niet op dat ze zich niets van U aantrekken. Let niet op hun ongehoorzaamheid.

28. Want anders zullen de Egyptenaren zeggen: 'Omdat de Heer hen niet kón brengen in het land dat Hij hun had beloofd, heeft Hij hen uit Egypte meegenomen. Hij haatte hen. Hij wilde hen doden in de woestijn!'

29. Zij zijn toch uw volk en uw eigendom. U heeft hen door uw grote kracht en macht gered.'