BasisBijbel

Deuteronomium 4:7-24 BasisBijbel (BB)

7. Onze Heer God is heel dicht bij ons. Geen ander volk, hoe groot het ook is, heeft een god die zó dichtbij is. Hij is bij ons, telkens als we Hem om hulp roepen.

8. En geen ander volk, hoe groot het ook is, heeft zulke rechtvaardige wetten wij. Namelijk deze hele wet die ik jullie nu geef.

9. Maar let op: vergeet vooral niet wat jullie met eigen ogen allemaal hebben gezien. Jullie mogen het je leven lang niet vergeten. Vertel het aan jullie kinderen en kleinkinderen.

10. Vertel hun van de dag dat jullie bij de berg Horeb vóór de Heer God stonden. De Heer had toen tegen mij gezegd: 'Roep het hele volk bij elkaar, dan zal Ik tot hen spreken. Dan zullen ze leren om hun leven lang diep ontzag voor Mij te hebben. Dan zullen ze dat ook aan hun kinderen leren.'

11. Jullie stonden onderaan de berg. Op de top zagen jullie vlammen die tot aan de hemel oplaaiden. Het was aardedonker. Want er hingen dikke, donkere wolken op de berg.

12. En de Heer sprak tegen jullie vanuit het vuur. Jullie hoorden wel een stem, maar zagen niemand. Er was alleen een stem.

13. Hij vertelde jullie het verbond waaraan jullie je moesten houden. Dat waren de Tien Leefregels. Hij schreef die op, op twee platte stenen.

14. En de Heer gaf mij het bevel om jullie al zijn wetten en leefregels te leren. Hij wil dat jullie je daaraan houden in het land dat jullie nu gaan veroveren.

15. Denk er om: jullie zagen de Heer niet toen Hij op Horeb vanuit het vuur tegen jullie sprak. Zijn gestalte was niet te zien.

16. Daarom mogen jullie niet één of ander beeld van de Heer God maken. Want dan zijn jullie Hem ongehoorzaam.

17. en

18. Jullie mogen geen godenbeeld van Hem maken. Niet in de vorm van een man of vrouw, en niet in de vorm van een dier, een vogel, een kruipend dier of een vis.

19. Ook mogen jullie de zon, de maan en de sterren niet als goden aanbidden. Laat je niet verleiden om die te aanbidden en te dienen. Want de Heer God heeft de zon, de maan en de sterren aan de mensen gegeven [ en het zijn dus zelf geen goden ].

20. De Heer heeft jullie gered uit de hel van Egypte. Hij heeft jullie daaruit meegenomen om jullie tot zijn eigen volk te maken. En dat zijn jullie nu ook.

21. Maar door jullie schuld werd de Heer boos op mij. Hij zwoer dat ik de Jordaan niet zou oversteken. Ik zal niet in het prachtige land komen dat de Heer jullie gaat geven.

22. Ik zal aan deze kant van de Jordaan sterven en de Jordaan niet oversteken. Maar júllie zullen oversteken en dat prachtige land gaan veroveren.

23. Vergeet nooit het verbond dat jullie Heer God met jullie heeft gesloten. Vergeet nooit dat jullie geen enkel godenbeeld mogen maken, in wat voor vorm dan ook. Dat heeft de Heer God verboden.

24. Want jullie Heer God is als een vuur dat alles verbrandt. Hij is een jaloers God [ en wil niet dat jullie andere goden aanbidden ].