BasisBijbel

Deuteronomium 32:11-17 BasisBijbel (BB)

11. Zoals een arend zijn nest bewaakten zijn vleugels boven zijn jongen uitspreidt,en zoals hij een jong oppakt en het op zijn vleugels draagt,

12. zó heeft de Heer het volk geleid, alleen.Geen andere god heeft Hem daarbij geholpen.

13. Hij bracht hen in een land van heuvels en bergen.Hij gaf hun te eten van de oogsten van het land.Hij gaf honing uit de rotsen,olijfbomen op steenachtige grond,

14. boter van koeien,melk van schapen en geiten,vetgemeste schapen,vlees van buffels die in Bazan grazen,meel van het allerbeste graan,heerlijke, bloedrode wijn.

15. Het volk Israël at zich dik en rond.Toen werd het ongehoorzaam.Het ging zó goed met hen!Maar toen liepen ze weg van hun Rots,hun God die hen had gered en die voor hen zorgde.Ze verlieten hun God bij wie ze veilig waren.

16. Ze maakten Hem jaloers door andere goden te gaan aanbidden.Ze maakten Hem woedend met hun godenbeelden.

17. Ze offerden aan de duivelse geesten in plaats van aan God.Ze offerden aan andere, nieuwe goden.Aan goden die pas in de mode waren gekomen.Goden waar hun voorvaders niets mee te maken hadden gehad.