BasisBijbel

Deuteronomium 31:10-21 BasisBijbel (BB)

10. Mozes beval hun: "Over zeven jaar moet op de vastgestelde dag van het jaar aan iedereen zijn schuld worden kwijtgescholden.

11. Dat is op het Loofhuttenfeest , als heel Israël naar zijn Heer God komt in de plaats die Hij zal uitkiezen om te wonen. Lees dan deze wet aan heel Israël voor.

12. Roep het volk bij elkaar: mannen, vrouwen en kinderen, en ook de vreemdelingen die bij jullie wonen. Ze moeten luisteren naar het voorlezen van de wet. Want daardoor zullen ze diep ontzag leren hebben voor de Heer God. En ze moeten zich heel precies aan deze hele wet houden.

13. Ook hun kinderen die het nog niet eerder hebben gehoord, zullen het horen. Zo zullen ze leren om diep ontzag te hebben voor jullie Heer God. Dit moeten jullie voortaan altijd doen, als jullie zijn gaan wonen in het land dat jullie gaan veroveren aan de andere kant van de Jordaan."

14. Toen zei de Heer tegen Mozes: "Het moment is gekomen dat je zal sterven. Roep Jozua en ga met hem de tent van ontmoeting in. Dan zal Ik hem mijn bevelen geven." Toen ging Mozes met Jozua de tent van ontmoeting in.

15. En de wolk van de aanwezigheid van Heer kwam in de tent en bleef bij de ingang van de tent staan.

16. De Heer zei tegen Mozes: "Jij zal nu sterven. Later zal dit volk ontrouw aan Mij worden. Ze zullen de goden van dit land gaan aanbidden. Ze zullen Mij verlaten en zich niet houden aan het verbond dat Ik met hen heb gesloten.

17. Ze zullen Mij vreselijk boos maken en Ik zal hen straffen. Ik zal hen verlaten en niet meer voor hen zorgen. Het zal slecht met hen aflopen door alle rampen en ellende die hun zullen overkomen. Dan zullen ze zeggen: 'Die rampen zijn ons overkomen omdat onze God niet meer bij ons is.'

18. Maar Ik zal niet naar hen luisteren, omdat ze zulke slechte dingen gedaan hebben. Want ze hebben liever andere goden aanbeden.

19. Daarom geef Ik je het volgende lied. Schrijf het op en leer het aan de Israëlieten. Met dit lied wil Ik hen waarschuwen.

20. Want Ik zal hen in het prachtige en vruchtbare land brengen dat Ik aan hun voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ] heb beloofd. Ze zullen het er zó goed hebben, dat ze zich helemaal rond kunnen eten. Maar toch zullen ze liever andere goden hebben. Die zullen ze gaan aanbidden en dienen. Mij zullen ze verlaten en ze zullen hun verbond met Mij verbreken.

21. Als ze dan door alle rampen in grote moeilijkheden zijn gekomen, zal dit lied hen waarschuwen. Ook hun families ná hen moeten dit lied kennen. Want Ik weet al hoe ze zijn, nog vóórdat Ik hen in het land breng dat Ik hun heb beloofd."