BasisBijbel

Deuteronomium 28:8-26 BasisBijbel (BB)

8. De Heer God zal jullie oogsten zegenen en alles wat jullie doen. Hij zal jullie zegenen in het land dat Hij jullie gaat geven.

9. Houd je aan de wetten en leefregels van jullie Heer God en leef zoals Hij het wil. Dan zullen jullie zijn volk blijven, zoals Hij heeft gezworen.

10. Alle volken van de aarde zullen zien dat de Heer jullie beschermt. En ze zullen ontzag voor jullie hebben.

11. De Heer zal in alles goed voor jullie zijn. Jullie vrouwen zullen gezonde kinderen krijgen. Het vee zal gezonde jongen krijgen. De grond van het land dat de Heer God aan jullie voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ] beloofd heeft, zal goede oogsten opleveren.

12. De Heer zal zijn schatkamer, de hemel, voor jullie openzetten: op tijd zal Hij regen geven voor het land. Hij zal alles zegenen wat jullie doen. Zo zullen jullie aan veel volken uitlenen, maar zelf zullen jullie van niemand iets hoeven te lenen.

13. De Heer zal ervoor zorgen dat jullie de leiding hebben, zoals een hoofd, en dat jullie niet achteraan komen, zoals een staart. Het zal steeds beter met jullie gaan, en nooit slechter. Maar dan moeten jullie wel gehoorzamen aan de wetten van de Heer God die ik jullie vandaag geef.

14. Jullie mogen er niets aan veranderen en geen andere goden gaan aanbidden en dienen.

15. Maar als jullie niet luisteren naar de Heer God, en jullie niet gehoorzamen aan al zijn wetten en leefregels die ik jullie vandaag geef, dan zullen de volgende vervloekingen allemaal over jullie komen:

16. Vervloekt zullen jullie zijn in de stad en op het veld.

17. Vervloekt zullen jullie manden en jullie bakplaten zijn.

18. Vervloekt zullen jullie kinderen, de oogsten van het land en de jonge dieren van jullie vee zijn.

19. Vervloekt zullen jullie zijn als jullie weggaan gaan en als jullie thuiskomen.

20. De Heer zal de ene ramp na de andere over jullie laten komen bij alles wat jullie doen. Als jullie de Heer verlaten, zal alles wat jullie doen, mislukken. Totdat jullie zijn vernietigd door jullie slechtheid.

21. De Heer zal jullie door de pest vernietigen in het land dat jullie gaan veroveren.

22. De Heer zal jullie straffen met ziekten, koorts en ontstekingen, en [ jullie akkers ] met hitte en droogte en plantenziekten. Er zal geen eind aan komen, totdat er niemand meer van jullie over is.

23. De hemel zal boven jullie hoofd [ zo heet ] zijn als [ gloeiend ] koper, en de aarde zal onder jullie voeten [ zo hard ] zijn als ijzer.

24. De Heer zal stuifzand en stof op het land laten regenen, zodat het slecht met jullie afloopt.

25. De Heer zal ervoor zorgen dat jullie door jullie vijanden worden verslagen. Langs één weg zullen jullie hen aanvallen, maar langs zeven wegen zullen jullie voor hen vluchten. Alle landen om jullie heen zullen geschokt zijn over wat er met jullie gebeurt.

26. Jullie lijken zullen blijven liggen als voer voor de vogels en de wilde dieren, die door niemand weggejaagd worden.