BasisBijbel

Deuteronomium 21:9-19 BasisBijbel (BB)

9. Zo moeten jullie de schuld voor de dood van onschuldige mensen uit Israël wegdoen. Want zo doen jullie wat de Heer rechtvaardig vindt.

10. Jullie gaan straks met de hulp van de Heer God jullie vijanden overwinnen. Dan zullen jullie gevangenen meebrengen.

11. Stel dat één van jullie bij die gevangenen een mooie vrouw ziet met wie hij graag zou willen trouwen.

12. Dan moet hij haar in zijn huis brengen. Ze moet haar haar en haar nagels kort knippen.

13. Ze moet de kleren uittrekken die ze droeg toen ze gevangen werd genomen. Ze mag een hele maand in zijn huis blijven om over haar vader en moeder te treuren. Daarna mag hij met haar trouwen.

14. Maar als hij niet meer van haar houdt, moet hij haar vrij laten vertrekken. Hij mag haar in geen geval verkopen, want ze is geen slavin. Maar hij had haar gedwongen om met hem te trouwen.

15. Stel dat een man twee vrouwen heeft, en van de ene wel houdt, maar van de andere niet. En stel dat ze allebei zonen hebben gekregen, en de oudste zoon is van de vrouw van wie hij niet houdt.

16. Als hij dan zijn erfenis gaat verdelen, mag hij niet de rechten die de oudste zoon heeft, geven aan een jongere zoon (van de vrouw van wie hij wél houdt), in plaats van aan zijn oudste zoon (van de vrouw van wie hij níet houdt).

17. Hij móet aan zijn oudste zoon, de zoon van de vrouw van wie hij niet houdt, alles geven waar hij als oudste zoon recht op heeft: hij moet hem een twee keer zo grote erfenis geven als de andere zonen. Want hij is de zoon die het eerst uit hem is geboren. Hij heeft de rechten van oudste zoon.

18. Stel dat iemand een slechte, ongehoorzame zoon heeft. Hij wil nooit naar zijn vader en moeder luisteren. Ze bestraffen hem wel, maar hij wil hen niet gehoorzamen.

19. Dan moeten zijn ouders hem naar de leiders van zijn stad brengen, in de poort van zijn woonplaats.