BasisBijbel

Deuteronomium 18:1-12 BasisBijbel (BB)

1. De Levitische priesters, [ en ] de hele stam van Levi, zullen geen eigen gebied en geen eigen stuk grond hebben, zoals de rest van Israël. Ze zullen leven van de offers die aan de Heer gegeven worden.

2. Daarom zullen ze geen eigen gebied hebben, zoals de andere stammen. In plaats daarvan hebben ze de Heer, zoals Hij hun heeft beloofd.

3. De priesters hebben recht op een deel van de offers. Als jullie een dier komen offeren, zijn de schouder, de wangen en de maag voor de priester.

4. Ook moeten jullie het eerste deel van jullie oogst van het graan, de wijn en de olijf-olie aan de priester geven. Ook de eerste wol van jullie schapen.

5. Want jullie Heer God heeft de stam van Levi uit al jullie stammen uitgekozen om Hem altijd te dienen.

6. Stel dat een Leviet in één van de steden van Israël woont en graag naar de plaats wil gaan die de Heer zal uitkiezen.

7. Hij wil, net als de Levieten daar, zijn Heer God gaan dienen in het heiligdom.

8. Dan krijgt hij dezelfde hoeveelheden van de offers als de andere Levieten. Het maakt niet uit hoeveel geld hij zelf heeft doordat hij de erfenis van zijn vader heeft moeten verkopen.

9. Als jullie in het land zijn gekomen dat de Heer God aan jullie gaat geven, moeten jullie niet dezelfde verschrikkelijke dingen gaan doen als de volken die daar nu wonen.

10. Niemand van jullie mag zijn zoon of dochter als brand-offer offeren. Jullie mogen op geen enkele manier aan waarzeggerij doen. Niet met een wichelroede, niet door voortekens uit te leggen en niet door toverij.

11. Jullie mogen ook geen geesten oproepen, met geesten praten of de geesten van gestorven mensen om raad vragen.

12. Want de Heer vindt het verschrikkelijk als jullie dat doen. De volken die nu in het land wonen, doen deze verschrikkelijke dingen wel. Juist daarom jaagt de Heer God hen voor jullie weg.