BasisBijbel

Deuteronomium 16:17-22 BasisBijbel (BB)

17. Iedereen moet iets meebrengen van de goede dingen die de Heer God hem heeft gegeven.

18. Elke stam moet rechters en leiders aanwijzen in alle steden die jullie Heer God aan jullie gaat geven. Zij moeten eerlijk en rechtvaardig rechtspreken over het volk.

19. Ze mogen daarin niet oneerlijk zijn. Ze mogen niemand voortrekken. Ook mogen ze zich niet laten omkopen. Want omkoperij maakt wijze mensen oneerlijk. Dan verdraaien ze de woorden van onschuldige mensen.

20. Doe je uiterste best om rechtvaardig te zijn. Dan zal het goed met jullie gaan en zullen jullie het land bezitten dat de Heer jullie gaat geven.

21. Zet geen heilige palen naast het altaar dat jullie voor je Heer God gaan bouwen.

22. Zet ook geen godenbeelden neer. Want jullie Heer God haat die. (lees verder)