BasisBijbel

Deuteronomium 14:12-23 BasisBijbel (BB)

12. Maar de volgende vogels mogen jullie niet eten: arenden, haviken, zeearenden,

13. wouwen, alle soorten gieren

14. en alle soorten kraaien.

15. Ook geen struisvogels, koekoeken en alle soorten sperwers.

16. Ook geen uilen, kauwtjes,

17. roerdompen, pelikanen en aalscholvers,

18. ooievaars en alle soorten reigers, hoppen en vleermuizen.

19. Ook alle insecten zijn onrein voor jullie. Jullie mogen die niet eten.

20. Maar alle reine vogels mogen jullie eten.

21. Jullie mogen geen vlees eten van dieren die jullie dood hebben gevonden. Jullie mogen zulk vlees wel te eten geven aan de vreemdelingen die in jullie steden wonen, of verkopen aan een buitenlander. Maar jullie mogen er zelf niet van eten, want jullie zijn van de Heer.En je mag een jong geitje niet koken in de melk van zijn moeder.

22. Geef elk jaar heel precies een tiende deel van de hele oogst van jullie akkers aan de Heer.

23. Breng dat tiende deel van jullie graan, wijn en olijf-olie, samen met de eerstgeboren dieren van jullie koeien, schapen en geiten, naar de plaats die jullie Heer God zal uitkiezen om te wonen. Maak van die tienden een feestmaaltijd klaar en eet die op. Zo zullen jullie leren om je leven lang diep ontzag te hebben voor de Heer God.