BasisBijbel

Deuteronomium 14:1-17 BasisBijbel (BB)

1. Jullie zijn kinderen van jullie Heer God. Daarom mogen jullie je niet in je lichaam snijden als er iemand is gestorven. Scheer ook niet je hoofd kaal als teken van verdriet over een dode.

2. Want jullie zijn van je Heer God. Hij heeft jullie uit alle andere volken uitgekozen om zijn eigen volk te zijn.

3. Eet niets wat de Heer walgelijk vindt.

4. Dit zijn de dieren die jullie mogen eten: koeien, schapen, geiten,

5. herten, reeën, antilopen, steenbokken, dassen, wilde buffels en gemzen.

6. Dus alle dieren die gespleten hoeven hebben (namelijk hoeven die helemaal in tweeën zijn gedeeld) en die herkauwen.

7. Maar de volgende dieren mogen jullie niet eten: kamelen, hazen en konijnen. Zij herkauwen wel, maar hebben geen gespleten hoeven. Zij zijn onrein voor jullie.

8. Ook varkens mogen jullie niet eten, want die hebben wel gespleten hoeven, maar herkauwen niet. Ze zijn onrein voor jullie. Jullie mogen ze niet eten. En als jullie ze ergens dood vinden, mogen jullie ze niet aanraken.

9. Van de dieren die in het water leven, mogen jullie alle dieren eten die vinnen én schubben hebben.

10. Maar jullie mogen geen waterdieren eten die geen vinnen of geen schubben hebben. Die dieren zijn onrein voor jullie.

11. Alle reine vogels mogen jullie eten.

12. Maar de volgende vogels mogen jullie niet eten: arenden, haviken, zeearenden,

13. wouwen, alle soorten gieren

14. en alle soorten kraaien.

15. Ook geen struisvogels, koekoeken en alle soorten sperwers.

16. Ook geen uilen, kauwtjes,

17. roerdompen, pelikanen en aalscholvers,