BasisBijbel

Deuteronomium 12:3-20 BasisBijbel (BB)

3. Breek de altaren af, sla de heilige stenen kapot, verbrand de heilige palen en hak de godenbeelden om. Vernietig alles wat met hun goden te maken had.

4. Jullie mogen je Heer God niet op hun manier dienen.

5. Maar jullie Heer God zal in het gebied van één van de stammen een plaats uitkiezen waar Hij wil wonen. Dáár moeten jullie heen gaan [ om de Heer te aanbidden ].

6. Dáár moeten jullie je brand-offers en vlees-offers heen brengen, het tiende deel van de oogsten, jullie beweeg-offers, belofte-offers en vrijwillige offers, en de eerstgeboren dieren van jullie koeien, schapen en geiten .

7. Dáár moeten jullie samen met je gezin feestvieren bij je Heer God over het werk dat jullie hebben gedaan en dat de Heer God gezegend heeft.

8. Jullie mogen niet [ meer ] offeren waar je maar wil, zoals jullie tot nu toe hebben gedaan.

9. Tot nu toe was dat goed. Want nu zijn jullie nog niet gekomen op de plaats van de rust, het land dat jullie Heer God aan jullie gaat geven.

10. Maar straks zijn jullie aan overkant van de Jordaan. Dan zullen jullie in het land wonen dat jullie Heer God aan jullie gaat geven. Dan zal Hij jullie aan alle kanten vrede en rust geven. Hij zal ervoor zorgen dat jullie daar veilig wonen.

11. Daar zal jullie Heer God een plaats uitkiezen waar Hij wil wonen. Naar die plaats moeten jullie gaan om de Heer alles te brengen wat ik jullie beveel: jullie brand-offers en vlees-offers, het tiende deel van jullie oogsten, en jullie beweeg-offers en alle belofte-offers.

12. Daar zullen jullie feestvieren bij de Heer God, samen met jullie zonen, dochters, knechten en slavinnen. Nodig ook de Levieten uit die bij jullie wonen, want zij hebben geen eigen stuk grond gekregen zoals jullie.

13. Denk erom dat jullie je brand-offers niet zomaar ergens mogen offeren.

14. Jullie moeten ze offeren in de plaats die de Heer in het gebied van één van jullie stammen zal uitkiezen. Dáár moeten jullie je brand-offers brengen op de manier die ik jullie heb bevolen.

15. Maar als jullie dieren slachten gewoon om te eten, mogen jullie overal in het land net zoveel dieren slachten als jullie zelf willen. Onreine en reine mensen mogen daarvan eten, net zoals van het vlees van een hert [ of ander wild dier ] dat jullie hebben geschoten.

16. Alleen het bloed mogen jullie niet eten. Het bloed moeten jullie op de aarde uitgieten, zoals je water uitgiet.

17. Maar een tiende deel van de oogst van het graan, de druiven en de olijf-olie mogen jullie níet in jullie woonplaatsen opeten. Ook de eerstgeboren dieren van jullie koeien, schapen en geiten niet. Ook mogen jullie je belofte-offers, vrijwillige offers en beweeg-offers daar niet opeten.

18. Die moeten jullie eten bij je Heer God, in de plaats die Hij zal uitkiezen. Jullie moeten die eten met jullie dochters, zonen, knechten en slavinnen, en met de Levieten die in jullie steden wonen. Vier feest bij je Heer God en wees blij over alles wat jullie hebben gedaan.

19. Denk erom dat jullie, als jullie eenmaal in het land wonen, de Levieten nooit aan hun lot overlaten.

20. Jullie Heer God zal jullie gebied nog veel groter maken, zoals Hij heeft beloofd. Als jullie dan zin hebben om vlees te eten, mogen jullie net zoveel vlees eten als jullie willen.