BasisBijbel

Deuteronomium 1:34-41 BasisBijbel (BB)

34. Toen de Heer hoorde wat jullie zeiden, werd Hij vreselijk boos.

35. Hij zwoer: 'Ik heb aan jullie voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ] gezworen dat Ik jullie dit prachtige land zou geven. Maar Ik zweer dat niet één van deze mannen van dit ongehoorzame volk dat land zal zien.

36. Alleen Kaleb, de zoon van Jefunne, zal het land zien. Hem zal Ik het land geven waar hij geweest is. Ik geef het aan hem en aan zijn kinderen, omdat hij wél helemaal op Mij vertrouwde.'

37. En door jullie schuld werd de Heer ook boos op mij. Daarom zei Hij: 'Ook jij zal daar niet komen.

38. Maar je dienaar Jozua, de zoon van Nun, zal daar komen. Bereid hem goed voor op zijn taak. Want hij zal ervoor zorgen dat Israël het land krijgt.

39. Jullie waren toch bang dat ze jullie kinderen gevangen zouden nemen? Ik zeg jullie dat jullie kleine kinderen, die nu nog te klein zijn om het verschil tussen goed en kwaad te weten, daar zullen gaan wonen [ in plaats van jullie ]. Hún zal Ik het geven en zíj zullen het veroveren.

40. Maar júllie moeten nu omkeren en naar de woestijn gaan, in de richting van de Rietzee.'

41. Toen antwoordden jullie: 'We zijn ongehoorzaam geweest aan de Heer. We zullen toch maar op weg gaan om het land te veroveren, zoals onze Heer God had bevolen.' Jullie staken je wapens bij je en wilden het bergland gaan veroveren.