BasisBijbel

Deuteronomium 1:26-34 BasisBijbel (BB)

26. Maar jullie wilden niet op weg gaan om het te veroveren. Jullie waren ongehoorzaam aan wat de Heer God had bevolen.

27. Jullie mopperden en klaagden in jullie tenten: 'De Heer heeft ons uit Egypte meegenomen omdat Hij ons haat. Hij wil ons door de Amorieten laten doden en ons vernietigen.

28. Waar beginnen we aan? De verkenners hebben ons bang gemaakt met hun verhalen. Ze zeggen dat de mensen die er wonen veel groter zijn dan wij. En dat hun steden groot zijn en muren hebben tot aan de hemel. En ook dat er Enakieten wonen.'

29. Ik zei tegen jullie: 'Jullie hoeven helemaal niet bang voor hen te zijn.

30. Want jullie Heer God gaat voor jullie uit. Hij zal Zelf voor jullie strijden. Net zoals in Egypte en in de woestijn.

31. Daaraan hebben jullie kunnen zien dat de Heer jullie draagt, zoals een man zijn kind draagt. Dat heeft Hij de hele reis gedaan, tot hier toe.'

32. Maar jullie wilden niet naar me luisteren. Jullie durfden niet op de Heer God te vertrouwen.

33. [ Terwijl jullie toch wisten hoe goed Hij altijd voor jullie zorgde. ] Hij ging altijd voor jullie uit om voor jullie een plaats te zoeken waar jullie je tentenkamp konden opzetten. 's Nachts ging Hij in een wolk van vuur voor jullie uit, zodat jullie konden zien waar jullie gingen. Overdag ging Hij voor jullie uit in een grote hoge wolk.

34. Toen de Heer hoorde wat jullie zeiden, werd Hij vreselijk boos.