Deuteronomium

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34

BasisBijbel

Deuteronomium 33 BasisBijbel (BB)

De zegen van Mozes

1. Dit is de zegen waarmee Mozes, de dienaar van God, de Israëlieten zegende voordat hij stierf.

2. Hij zei: "De Heer is van de Sinaï gekomen.Hij kwam naar ons toe vanuit Seïr.In een stralend licht kwam Hij vanaf de bergen van Paran bij ons,met een ontelbaar leger van heilige engelen om Zich heen.Hij gaf hun Zelf zijn heilige en rechtvaardige wet.

3. Hij houdt van de mensen.Hij houdt van het volk dat Hij heeft uitgekozen als zijn eigen volk.Ze zitten aan zijn voeten en luisteren naar zijn woorden.

4. Ze luisteren naar de wet die Mozes hen gaf,een kostbaar bezit voor het volk van Jakob.

5. Die dag werd de Heer de Koning van Israël.De leiders van het volk kwamen bij elkaar op de vergadering van de stammen van Israël."

6. [ Mozes zei: "Dit is mijn zegen voor de stam van ] Ruben:Ik wens Ruben toe dat hij zal leven, en niet zal uitsterven, maar dat hij een kleine stam zal blijven."

7. "Dit is mijn zegen voor [ de stam van ] Juda:Luister, Heer, naar de stem van Juda. Breng hem terug bij zijn volk. Maak hem sterk. Heer, wees zijn Helper tegen zijn vijanden."

8. Van [ de stam van ] Levi zei hij:"De Tummim en Urim zijn bij uw vriend Levi, die U bij het water van Massa en Meriba op de proef heeft gesteld.

9. De Levieten vinden U belangrijker dan hun vader en moeder, hun broers en hun kinderen. Want ze willen gehoorzaam zijn aan de wetten van uw verbond.

10. Zij leren het volk van Israël uw wetten en leefregels. Ze brengen U wierook-offers en brand-offers.

11. Heer, wees goed voor hen en geniet van alles wat ze voor U doen. Verpletter hun vijanden, zodat ze nooit meer opstaan."

12. Van [ de stam van ] Benjamin zei hij:"Hij is de vriend van de Heer. Hij zal veilig bij Hem wonen. God beschermt hem altijd en woont bij hem tussen zijn berghellingen."

13. Van [ de stam van ] Jozef zei hij:"Heer, zegen het land van Jozef met dauw van de hemel en met water onder de aarde.

14. Zegen zijn land met grote oogsten door de zegeningen van de zon en de maan.

15. Zegen hem met het beste van de oer-oude bergen en de heuvels.

16. Zegen hem met het beste van wat de aarde heeft. Zegen hem met de vriendelijkheid van Hem die in de braamstruik was. Laat deze zegeningen komen op Jozef, op de man die uit zijn broers werd uitgekozen.

17. Hij is sterk als een prachtige stier, als een wilde buffel. Met zijn horens zal hij alle volken neerstoten. Zijn zoon Efraïm zal aanvoerder van tienduizenden zijn en zijn zoon Manasse van duizenden."

18. Van [ de stammen ] van Zebulon en Issaschar zei hij:"Wees blij, Zebulon en Issaschar, wanneer jullie verre tochten maken en wanneer jullie thuis zijn.

19. Jullie nodigen de andere stammen uit om naar de berg te komen. Daar zullen jullie samen offers brengen zoals die in de wet staan. Jullie zullen genieten van de rijkdommen van de zeeën en van de schatten die in het zand verborgen zijn."

20. Van [ de stam van ] Gad zei hij:"Prijs de Heer, die Gad veel ruimte heeft gegeven. Gad is sterk als een leeuw: hij verplettert armen en hoofden.

21. Hij koos voor zichzelf het beste deel van het land, een koninklijk stuk grond. Hij leidde het volk. Hij deed wat de Heer wilde en gehoorzaamde Gods bevelen aan Israël."

22. Van [ de stam van ] Dan zei hij:"Dan is als een leeuwenjong. Hij springt tevoorschijn, zoals een leeuw uit Bazan."

23. Van [ de stam van ] Naftali zei hij: "Naftali is één en al tevredenheid en vol van de zegen van de Heer. Naftali, verover het westen en het zuiden."

24. Van [ de stam van ] Aser zei hij:"Aser zal door God gezegend worden met veel zonen. De andere stammen zullen van hem houden. Hij zal zijn voeten in olijf-olie baden.

25. Hij verslaat elke vijand. Op hoge leeftijd zal hij nog sterk zijn."

Mozes' laatste woorden tot Israël

26. "Israël, er is niemand zoals God.Hij rijdt langs de hemel om je te helpen.Hij rijdt als een koning over de wolken.

27. Bij de eeuwige God ben je altijd veilig.Zijn eeuwige armen dragen je.Hij jaagt al je vijanden voor je weg en zegt: 'Vernietig hen!'

28. Daardoor kun je veilig en ongestoord wonenin een land vol graan en wijn,onder een hemel die druipt van de dauw.

29. Israël, wie is er zo gelukkig als jij?Je bent door de Heer Zelf bevrijd!Hij is het schild dat jou beschermten het zwaard waardoor je sterk bent.Daarom zullen je vijanden voor je buigenen jij zal hen overwinnen."