Deuteronomium

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34

BasisBijbel

Deuteronomium 22 BasisBijbel (BB)

Wetten over allerlei andere dingen (vervolg)

1. Als je een weggelopen koe, schaap of geit van iemand anders vindt, moet je het dier terugbrengen. Je mag het dier niet aan zijn lot overlaten.

2. Als de eigenaar niet bij je in de buurt woont, of als je niet weet van wie het dier is, dan moet je zelf voor het dier zorgen. Je moet het bij je houden totdat de eigenaar het komt zoeken. Dan moet je het hem teruggeven.

3. Hetzelfde moet je doen met een ezel, mantel of alle andere dingen die iemand heeft verloren en die jij hebt gevonden. Je mag niet doen alsof je niets gezien hebt. De Heer wil dat jullie het zó doen.

4. Als je iemands ezel of os op de weg ziet neervallen onder de last die hij draagt, moet je de eigenaar helpen om het dier weer overeind te krijgen. Je mag het dier niet aan zijn lot overlaten.

5. Vrouwen mogen geen mannenkleren dragen en mannen mogen geen vrouwenkleren dragen. Want jullie Heer God vindt het walgelijk als jullie dat doen.

6. Als je in een boom of op de grond een vogelnest vindt met jonge vogels of met eieren waarop de moedervogel zit, mag je de eieren en de jonge vogels meenemen, maar de moedervogel niet.

7. Je moet de moedervogel laten wegvliegen. Maar [ de eieren en ] de jongen mag je meenemen. Dan zal het goed met je gaan en zul je lang leven.

8. Als je een nieuw huis bouwt, moet je rond het [ platte ] dak een hek maken, zodat het niet jouw schuld is als er iemand van het dak afvalt en sterft.

9. Zaai geen twee soorten zaad in je wijngaard. Als je dat wél doet, is de hele oogst van het zaad én de oogst van de wijngaard onrein.

10. Zet bij het ploegen geen os en een ezel samen voor de ploeg.

11. Draag geen kleren die van twee soorten garen geweven zijn, van wol en linnen door elkaar.

12. Maak vier kwasten aan de onderrand van jullie kleren.

Wetten over bruiden

13. Stel dat een man met een vrouw trouwt en de volgende dag al niet meer van haar houdt.

14. En stel dat hij dan praatjes over haar rondstrooit en haar beledigt door te zeggen: 'Ik ben laatst met deze vrouw getrouwd, maar in de huwelijksnacht heb ik ontdekt dat ze geen maagd meer was. Ze is al eens eerder met een man naar bed geweest.'

15. Dan moeten de vader en de moeder van het meisje naar de leiders van de stad gaan, in de stadspoort. Ze moeten het beddenlaken meebrengen [ met de bloedvlek ] waaraan te zien is dat ze nu voor het eerst met een man naar bed ging.

16. De vader van het meisje moet tegen de leiders zeggen: 'Ik heb deze man met mijn dochter laten trouwen, maar hij houdt niet meer van haar.

17. Nu strooit hij praatjes over haar rond en heeft haar beledigd. Want hij zegt: 'Ik heb gemerkt dat je dochter al eens eerder met een man naar bed geweest is.' Maar kijk, dit is het bewijs dat mijn dochter nog maagd was.' En ze moeten het laken aan de leiders van de stad laten zien.

18. En de leiders van die stad moeten de man straffen.

19. Ook moet hij een boete van 100 zilverstukken betalen aan de vader van het meisje. Want hij heeft een Israëlitisch meisje beledigd. En ze blijft zijn vrouw. Hij mag haar zijn leven lang niet wegsturen.

20. Maar stel dat hij haar hiervan beschuldigt en het is waar. Er is geen bewijs dat het meisje nu voor het eerst met een man naar bed is geweest.

21. Dan moeten de mannen van de stad haar voor haar vaders huis met stenen doodgooien. Want ze heeft iets schandaligs in Israël gedaan: in de tijd dat ze nog bij haar vader woonde, is ze met een man naar bed geweest. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

22. Als een man wordt betrapt die met de vrouw van iemand anders naar bed gaat, moeten ze allebei worden gedood. Niet alleen de man, maar ook de vrouw moet worden gedood. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

23. Als een man in de stad naar bed gaat met een meisje dat met iemand anders verloofd is,

24. moeten jullie hen allebei naar de poort van de stad brengen en hen met stenen doodgooien. Het meisje moet worden gedood omdat ze in de stad gemakkelijk om hulp had kunnen roepen, maar dat niet heeft gedaan. De man moet worden gedood omdat hij de vrouw van een ander heeft genomen. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

25. Maar als de man het verloofde meisje buiten de stad in het veld ontmoet en haar verkracht, moet alleen de man worden gedood.

26. Het meisje mogen jullie niets doen. Ze heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat. Want ze is te vergelijken met iemand die wordt overvallen en gedood.

27. Want de man heeft haar in het veld ontmoet en het meisje heeft wel om hulp geroepen, maar niemand heeft het gehoord.

28. Als een man wordt betrapt als hij een meisje verkracht dat nog niet is verloofd,

29. moet de man aan de vader van het meisje 50 zilverstukken betalen. En hij moet met haar trouwen, omdat hij met haar naar bed is geweest en haar vernederd heeft. Hij mag haar zijn leven lang niet wegsturen.

30. Een man mag niet trouwen met een vrouw die [ vroeger ] met zijn vader getrouwd is geweest [ maar is weggestuurd of weggegaan ], en ook niet naar bed gaan met een vrouw die met zijn vader getrouwd is.