Deuteronomium

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34

BasisBijbel

Deuteronomium 17 BasisBijbel (BB)

De rechters en leiders (vervolg)

1. Slacht voor jullie Heer God nooit een dier dat niet helemaal gezond is. Want jullie Heer God vindt dat verschrikkelijk.

2. Stel dat in één van de steden die de Heer jullie gaat geven, iemand wordt ontdekt die ongehoorzaam is aan jullie Heer God. Hij houdt zich niet meer aan het verbond.

3. Hij is andere goden gaan aanbidden en dienen, ook al heeft de Heer dat verboden. Of hij aanbidt bijvoorbeeld de zon, de maan of de sterren.

4. Als jullie zoiets horen, moeten jullie goed nagaan of het waar is. Als blijkt dat zoiets verschrikkelijks inderdaad in Israël gebeurt,

5. moeten jullie de man of vrouw die dit heeft gedaan, naar de poort brengen. Daar moeten jullie hem met stenen doodgooien.

6. Als twee of drie mensen hetzelfde vertellen over wat er gebeurd is, moet die man of vrouw worden gedood. Maar als er maar één getuige is, mag hij niet worden gedood.

7. De mensen die zeggen dat de persoon schuldig is, moeten zelf als eerste een steen gooien. Daarna de andere mensen. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

8. Stel dat een rechtszaak voor jullie te moeilijk is. Bijvoorbeeld als er iemand is gedood, of als er een ruzie is, of als er iemand gewond is geraakt (want dat zijn redenen om naar een rechter te gaan). Ga dan naar de plaats die jullie Heer God zal uitkiezen

9. Vraag daar aan de Levitische priesters en de rechter om raad. Dan zullen zij erover beslissen.

10. Jullie moeten je houden aan de beslissing die zij nemen. Jullie moeten precies doen wat zij jullie hebben gezegd.

11. Jullie mogen niets aan hun beslissing veranderen.

12. Als iemand het waagt om niet te doen wat de priester of de rechter over die zaak heeft besloten, moet hij worden gedood. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

13. Dan zal het hele volk dit horen en diep ontzag hebben en niet meer eigenwijs zijn.

Regels voor het aanwijzen van een koning

14. Straks hebben jullie het land veroverd en wonen jullie in het land dat de Heer jullie geeft. Misschien willen jullie dan een koning hebben, net als de volken om jullie heen.

15. Laat dan de man die de Heer jullie aanwijst, koning over jullie worden. Hij moet iemand van jullie eigen volk zijn, een Israëliet. Dus geen buitenlander, die geen Israëliet is.

16. Maar jullie koning mag niet veel paarden verzamelen [ (voor het leger) ]. En hij mag geen mensen naar Egypte sturen om meer paarden te krijgen. Want de Heer heeft tegen jullie gezegd: 'Jullie mogen nooit meer naar Egypte teruggaan.'

17. Ook mag hij niet veel vrouwen nemen, want dan zou hij misschien verleid worden om God te verlaten. Ook mag hij niet te veel goud en zilver verzamelen.

18. Als hij koning is geworden, moet hij voor zichzelf een kopie laten maken van deze wet die de Levitische priesters hebben.

19. Hij moet die kopie altijd bij zich hebben en er zijn hele leven in lezen. Zo zal hij leren om diep ontzag te hebben voor zijn Heer God. En zo zal hij zich aan alle wetten en leefregels houden die er in staan.

20. Dan zal hij niet trots worden en zal hij niet gaan denken dat die wetten voor hem niet gelden. En hij zal niet ongehoorzaam worden aan deze wet. Dan zullen hij en zijn zonen lang over Israël regeren.