BasisBijbel

Daniël 11:3-19 BasisBijbel (BB)

3. Daarna zal er een machtige koning komen, die met grote macht zal heersen en die zal doen wat hij wil.

4. Maar als hij nog maar pas aan de macht is, zal zijn koninkrijk in stukken worden gebroken. Het zal in vier delen verdeeld worden, maar niet aan zijn zonen. Ook zullen ze niet zo machtig zijn als zijn koninkrijk vroeger was. Want zijn koninkrijk zal uit elkaar gescheurd worden en aan mannen gegeven worden die niet zullen zijn zoals hij.

5. Dan zal de koning van het Zuiden machtig worden. Maar één van de [ vier ] koningen zal nog machtiger worden dan hij. Hij zal een machtig heerser worden.

6. Na een aantal jaren zal de koning van het Zuiden een verbond sluiten met de koning van het Noorden : hij laat zijn dochter met de koning van het Noorden trouwen. Maar zij zal haar macht verliezen. Ook haar vader zal zijn macht kwijtraken. Hij zal zelfs zijn leven verliezen. En zij zal worden vermoord, met alle mensen die met haar meegingen naar het noorden. Ook hij die namens haar vader toezicht op haar hield en die haar hielp, zal worden vermoord.

7. Maar uit haar familie zal iemand anders koning worden. Hij zal snel machtig worden. Hij zal met zijn leger optrekken tegen de koning van het Noorden. Hij zal zijn burcht veroveren en binnentrekken.

8. Hij zal hun gouden godenbeelden en alle kostbare voorwerpen van goud en zilver als buit meenemen naar Egypte. Ook zal hij de godenbeelden terugbrengen die eerder door de koning van het Noorden als buit uit Egypte waren meegenomen naar het Noorden. Daarna zal hij een aantal jaren de macht hebben over de koning van het Noorden en niet tegen hem strijden.

9. Daarna zal de koning van het Noorden de koning van het Zuiden aanvallen. Maar hij zal naar zijn land terug moeten trekken.

10. Daarna zullen de zonen van de koning van het Noorden een enorm leger verzamelen voor de strijd. Dat leger zal snel oprukken tegen de koning van het Zuiden. Het zal als een vloedgolf over het land spoelen. Bij een tweede aanval bereikt het de burcht.

11. Dan zal de koning van het Zuiden woedend een tegenaanval doen op de koning van het Noorden. De koning van het Noorden zal een enorm groot leger verzamelen. Maar dat leger zal worden verslagen door de koning van het Zuiden.

12. De koning van het Zuiden zal er erg trots op zijn dat hij dat leger heeft kunnen vernietigen. Hij zal tienduizenden mensen afslachten. Maar hij zal zijn macht verliezen.

13. Want opnieuw zal de koning van het Noorden een groot leger verzamelen, nog groter dan het vorige. Na een paar jaar zal hij daarmee snel optrekken tegen de koning van het Zuiden. Het zal een geweldig groot en goed bewapend leger zijn.

14. In die tijd zullen er veel koningen in opstand komen tegen de koning van het Zuiden. Ook zullen gewelddadige mensen uit jouw eigen volk in opstand komen, om profetieën die over het land gedaan zijn zelf tot werkelijkheid te maken. Maar ze zullen daar niet in slagen: ze zullen ten val komen.

15. Dan zal de koning van het Noorden komen en een ommuurde stad omsingelen en veroveren. De legers van het Zuiden zullen hem niet kunnen tegenhouden. Geen van hun troepen zal sterk genoeg zijn om hem te verslaan.

16. Hij die hem aanvalt zal doen wat hij wil en niemand zal hem kunnen tegenhouden. Hij zal ook het Sieraad binnentrekken. Hij zal daar dood en vernietiging brengen.

17. Daarna zal de koning van het Noorden proberen om de koning van het Zuiden aan zijn kant te krijgen. Hij zal daarvoor al zijn macht gebruiken. Hij zal een verbond met hem sluiten door zijn dochter te laten trouwen met de koning van het Zuiden. Door haar probeert hij de macht in handen te krijgen. Maar dat plan zal niet slagen. Zij zal niet trouw aan haar vader blijven.

18. Dan zal de koning van het Noorden de strijd aanbinden met de landen langs de kust. Hij zal er een heel aantal van veroveren. Maar een aanvoerder zal uiteindelijk een einde maken aan zijn brutale veroveringen. Maar die aanvoerder zal zich niet kunnen wreken voor het brutale gedrag van de koning van het Noorden.

19. Daarna zal de koning van het Noorden teruggaan naar de burchten van zijn eigen land. Maar hij zal worden gedood en niemand zal nog van hem horen.