BasisBijbel

Daniël 1:10-21 BasisBijbel (BB)

10. Maar hij zei tegen Daniël: "Als je niet eet wat de koning bevolen heeft, ben ik bang dat de koning straks zal vinden dat je er minder goed uitziet dan de andere jongemannen die zijn uitgekozen. En daar zal hij míj de schuld van geven."

11. Nu was het zo, dat Aspenaz een hofdienaar had aangewezen om Daniël, Hananja, Misaël en Azarja te bewaken en te verzorgen. Dat was [ de ] Melzar. Toen vroeg Daniël aan [ de ] Melzar: "Geef ons alstublieft een proeftijd van tien dagen.

12. Tien dagen lang zullen we alleen brood en groenten eten en water drinken.

13. Daarna vergelijkt u ons met de jongens die mee-eten met de maaltijden van de koning. Dan kunt u zien of wij er net zo goed uitzien als zij. Beslis dan wat we voortaan zullen eten."

14. De dienaar deed wat ze vroegen en gaf hun een proeftijd van tien dagen.

15. Na die tien dagen zag hij dat zij er gezonder en steviger uitzagen dan de andere jongemannen, die wel hadden gegeten van de maaltijden van de koning.

16. Voortaan haalde [ de ] Melzar het eten en de wijn die de koning hun liet brengen, weg, en gaf hun brood, groenten en water.

17. En God maakte deze vier jongens wijs en verstandig. Alles wat ze moesten leren, begrepen ze goed. Bovendien gaf God aan Daniël wijsheid om dromen uit te leggen.

18. Na de door de koning afgesproken tijd [ van drie jaar ] moesten de jongemannen bij de koning komen. Aspenaz bracht hen naar koning Nebukadnezar.

19. De koning sprak met hen, en geen één van de andere jongemannen was te vergelijken met Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Daarom kwamen zij in dienst van de koning.

20. Elke keer als de koning hen om raad vroeg, wisten ze hem wijs en knap te antwoorden. Ze waren tien keer beter dan de geleerden en tovenaars uit zijn hele koninkrijk.

21. Daniël bleef daar aan het hof tot Kores koning werd.