BasisBijbel

Amos 2:6-14 BasisBijbel (BB)

6. De Heer zegt: Ik ga de bewoners van het koninkrijk Israël straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze laten zich omkopen om onschuldige mensen te veroordelen. Een paar schoenen is al genoeg om hen om te kopen.

7. Ze vinden het heerlijk om arme mensen slecht te behandelen en onrechtvaardig te zijn tegen weerloze mensen. Vader en zoon gaan naar bed met hetzelfde meisje. Zo beledigen ze mijn heilige naam.

8. Bij hun altaren liggen ze op mantels die ze als onderpand van arme mensen hebben genomen. En in de tempels van hun goden drinken ze wijn waar ze geen recht op hebben. Want arme mensen hebben die wijn moeten geven als boete voor hun schulden.

9. Ze denken er niet meer aan dat Ik de Amorieten voor hen heb vernietigd , dat machtige volk van grote, sterke mannen. Er is niemand van dat volk overgebleven.

10. Jullie denken er niet meer aan dat Ik jullie uit Egypte heb bevrijd. Jullie vergeten dat Ik jullie 40 jaar lang door de woestijn heb geleid, om jullie het land van de Amorieten te geven.

11. En Ik heb jullie uit je eigen volk profeten gegeven. Ook heb Ik jongemannen van jullie volk geroepen om Mij te dienen. Dat is toch waar, Israël? zegt de Heer.

12. Maar jullie gaven mijn dienaren wijn te drinken. En jullie verboden de profeten om te profeteren.

13. Voor straf zal Ik jullie verpletteren, zoals een wagen volgeladen met graan de aarde verplettert en diepe sporen trekt.

14. Zelfs de snelsten van jullie zullen niet kunnen vluchten. Zelfs de sterksten van jullie zullen zich niet kunnen redden. Zelfs de dappersten van jullie zullen hun leven niet kunnen redden.