BasisBijbel

Amos 1:1-9 BasisBijbel (BB)

1. Dit is wat de Heer aan Amos liet zien over wat er met Israël zou gaan gebeuren. Dat was twee jaar voor de aardbeving. In die tijd was Uzzia koning van Juda. Jerobeam, de zoon van Joas, was toen koning van Israël. Amos was een herder uit Tekoa.

2. Amos zei: De Heer brult [ als een leeuw ] vanuit Jeruzalem. Hij laat zijn machtige stem vanuit Jeruzalem horen. Daardoor verdorren de graslanden en verdroogt de top van de Karmel.

3. De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Damaskus straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben de bewoners van Gilead overwonnen en op een gruwelijke manier vermoord.

4. Daarom zal Ik het paleis van koning Hazaël door oorlog verwoesten. De paleizen van koning Benhadad zullen afbranden.

5. En Ik zal de grendels [ op de poortdeuren ] van Damaskus stukbreken. Ik zal de bewoners van de Avan-vlakte allemaal doden. Ook de koning in Bet-Eden. De bewoners van Aram zullen gevangen [ door Assur ] worden meegenomen naar Kir, zegt de Heer.

6. De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Gaza straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben bewoners van mijn land gevangen meegenomen en als slaven verkocht aan Edom.

7. Daarom zal Ik Gaza door oorlog verwoesten. De paleizen zullen afbranden.

8. Ik zal alle bewoners van Asdod doden. Ook de koning in Askelon. Ook Ekron zal Ik verwoesten. Er zal geen Filistijn overblijven, zegt de Heer.

9. De Heer zegt: Ik ga de bewoners van Tyrus straffen, omdat ze zóveel vreselijke dingen hebben gedaan. Mijn besluit staat vast. Want ze hebben alle bewoners van mijn land gevangen meegenomen en als slaven verkocht aan Edom. Ze hebben zich niets aangetrokken van het verbond dat ze hadden gesloten.