BasisBijbel

2 Timoteüs 1:2-8 BasisBijbel (BB)

2. Ik schrijf deze brief aan mijn zoon Timoteüs, van wie ik heel veel houd. Ik bid dat God de Vader in alles goed en vriendelijk voor je zal zijn. En dat je vol zal zijn van de vrede van God de Vader en van onze Heer Jezus Christus.

3. Ik dien God met een zuiver geweten, net zoals mijn voorouders hebben gedaan. En dag en nacht bid ik voor jou. Dan dank ik God voor je.

4. Als ik denk aan je tranen [ toen we afscheid van elkaar namen ], verlang ik ernaar om je weer te zien. Want dat zou mij heel erg blij maken.

5. Ik moet steeds denken aan je eerlijke geloof, zoals je oma Loïs en je moeder Eunice ook hadden. Ik weet zeker dat jij hetzelfde geloof hebt als zij.

6. Doe daarom je best om de gave die je van God hebt gekregen, verder te ontwikkelen. Die gave heb je gekregen toen ik je de handen oplegde.

7. God heeft ons geen geest van angst gegeven, maar een geest van kracht, liefde en zelfbeheersing.

8. Schaam je dus niet voor je geloof in de Heer. Schaam je ook niet voor mij nu ik gevangen zit vanwege mijn geloof in Hem. Maar wees bereid voor het goede nieuws te lijden. God geeft je daarvoor de kracht.