BasisBijbel

2 Samuel 6:2-17 BasisBijbel (BB)

2. Met dat leger trok hij naar Baäl-Juda om de kist van het verbond van God op te halen, de kist van de Heer van de hemelse legers die tussen de engelen troont.

3. Ze haalden de kist op uit het huis van Abinadab op de heuvel en zetten hem op een nieuwe wagen. Uzza en Ahio, de zonen van Abinadab, leidden de wagen.

4. Ahio liep voorop.

5. David en de Israëlieten dansten voor de Heer en maakten muziek op allerlei muziekinstrumenten.

6. Maar de koeien die de wagen trokken, gleden onderweg uit. Ze waren op dat moment bij de dorsvloer van Nachon. Uzza stak zijn hand uit om de kist tegen te houden.

7. Toen werd God vreselijk boos op Uzza. Hij doodde hem, omdat hij zonder nadenken de kist had aangeraakt. Zo stierf Uzza daar bij de kist van God.

8. David was erg geschokt dat de Heer Uzza zo zwaar strafte. Daarom werd die plaats Perez-Uzza [ (= 'breuk van Uzza') ] genoemd, en zo heet het er nog steeds.

9. Vanaf die dag was David bang voor de Heer. Hij dacht: "Hoe moet ik dan de kist van de Heer ophalen?"

10. En hij wilde de kist van de Heer niet naar de 'Stad van David' laten brengen. Hij liet hem neerzetten in het huis van Obed-Edom uit Gat.

11. Daar bleef de kist drie maanden staan. Al die tijd was de Heer goed voor Obed-Edom en zijn familie.

12. Koning David hoorde dat de Heer goed was voor Obed-Edom en zijn familie, omdat de kist van God in zijn huis stond. Toen ging David naar Obed-Edom. Hij haalde de kist van God bij hem op. Onder luid gejuich van de mensen nam hij hem mee naar de 'Stad van David'.

13. Steeds als de mannen die de kist van het verbond van de Heer droegen zes stappen hadden gedaan, offerde David een koe en een kalf.

14. En hij danste uit alle macht voor de Heer. Hij had alleen een lang linnen hemd aan.

15. Zo haalden David en de Israëlieten de kist van de Heer op. De mensen juichten luid en bliezen op ramshorens.

16. Zo kwam de kist van de Heer de 'Stad van David' binnen. Davids vrouw Michal, de dochter van Saul, stond uit het raam te kijken. Ze zag koning David huppelen en dansen voor de Heer. En ze vond dat hij zich vreselijk belachelijk maakte.

17. David had een tent neergezet voor de kist van de Heer. En nadat ze de kist van de Heer [ in de stad ] hadden binnengebracht, zetten ze hem in de tent. Daarna bracht David brand-offers en dank-offers aan de Heer.