BasisBijbel

2 Samuel 3:8-14 BasisBijbel (BB)

8. Abner werd woedend en zei: "Denkt u soms dat ik een smerige hond ben die stiekem aan de kant van Juda staat? Ik ben altijd trouw geweest aan u, uw vader Saul, zijn broers en zijn vrienden. Ik heb ervoor gezorgd dat u niet in de handen van David bent gevallen! En nu bent u kwaad over iets met een vrouw?

9. Ik zweer bij God dat ik ervoor zal zorgen dat wat de Heer aan David heeft gezworen, werkelijkheid wordt.

10. Hij heeft gezworen dat Hij het koningschap zal afnemen van de familie van Saul en dat Hij het aan David zal geven. Hij zal David tot koning maken over heel Israël en Juda, vanaf Dan [ in het noorden ] tot Berseba [ in het zuiden ]. En ik zal ervoor zorgen dat dat ook gebeurt!"

11. Isboset durfde niets meer te zeggen, want hij was bang voor hem.

12. Toen stuurde Abner boodschappers naar David in Hebron en zei: "Van wie is het land? [ Van u toch zeker? ] Als u met mij een verbond sluit, zal ik u helpen om koning van heel Israël te worden."

13. David antwoordde: "Goed, ik zal een verbond met je sluiten. Maar je mag alleen bij me komen als je [ mijn vrouw ] Michal, de dochter van Saul, meebrengt."

14. En David stuurde boodschappers naar Isboset, de zoon van Saul, met de boodschap: "Geef mij mijn vrouw Michal. Ik heb immers voor haar een bruidsprijs betaald: 100 geslachtsdelen van Filistijnen."