BasisBijbel

2 Samuel 3:24-37 BasisBijbel (BB)

24. Hij ging naar de koning en zei: "Wat heeft u gedaan? Abner is bij u geweest! Waarom heeft u hem zomaar laten vertrekken?

25. U kent Abner! Hij is een bedrieger! Hij is gekomen om te weten te komen wat u doet en wat uw plannen zijn!"

26. Woedend vertrok hij weer en stuurde boodschappers achter Abner aan. Ze moesten Abner zeggen dat hij terug moest komen. Ze haalden hem in bij de waterput Sira. Maar David wist er niets van.

27. Toen Abner in Hebron terugkwam, nam Joab hem in de poort apart. Hij deed alsof hij vertrouwelijk met hem wilde spreken. Maar hij stak zijn zwaard in Abners buik, zodat Abner stierf. Hij deed dat om wraak te nemen voor de dood van zijn broer Asaël.

28. Toen David het te weten kwam, zei hij: "De Heer weet dat ik en mijn koninkrijk helemaal onschuldig zijn aan Abners dood.

29. Joab en zijn familie zijn schuldig aan de moord op Abner. De Heer zal hem en zijn familie daarvoor straffen! Er zal in Joabs familie altijd wel iemand zijn die een geslachtsziekte of een besmettelijke huidziekte heeft, of melaats is, of met een stok moet lopen, of in de strijd wordt gedood, of arm is!"

30. Zo hebben Joab en zijn broer Abisaï Abner gedood, omdat hij hun broer Asaël bij Gibeon in de strijd had gedood.

31. David zei tegen Joab en zijn mannen: "Scheur je kleren [ als teken van verdriet ], doe rouwkleren aan en loop huilend voor de draagbaar van Abner uit." Koning David liep achter de draagbaar aan.

32. Toen Abner in Hebron begraven werd, huilde de koning luid bij het graf van Abner. En het hele volk treurde mee.

33. De koning zong dit treurlied over Abner:

34. Je handen waren niet gebonden,je voeten waren niet geboeid.Je bent laf vermoord,zoals iemand die gedood wordt door schurken."Daar werd iedereen nog bedroefder van.

35. Daarna zeiden de mannen van David dat hij iets moest eten. Maar David zwoer: "Ik zweer bij de Heer dat ik tot zonsondergang helemaal niets zal eten."

36. Ze vonden dat een goed antwoord. Ze vonden alles goed wat de koning deed.

37. En zo begreep iedereen in Israël dat de moord op Abner niet door de koning beraamd was.