BasisBijbel

2 Samuel 2:1-17 BasisBijbel (BB)

1. Hierna vroeg David aan de Heer: "Zal ik naar één van de steden in het gebied van Juda gaan?" De Heer antwoordde hem: "Ga." David vroeg: "Naar welke stad zal ik gaan?" Hij antwoordde: "Naar Hebron."

2. Toen ging hij naar Hebron met zijn twee vrouwen: Ahinoam uit Jizreël en Abigaïl de weduwe van Nabal uit Karmel.

3. Ook nam David de mannen mee die bij hem waren, met hun gezinnen. Ze gingen in het gebied van Hebron wonen.

4. En de mannen van Juda zalfden David daar tot koning van de stam van Juda. David hoorde dat de mannen van Jabes in Gilead Saul hadden begraven.

5. Daarom stuurde hij boodschappers naar hen toe die moesten zeggen: "De Heer zal jullie zegenen, omdat jullie goed zijn geweest voor jullie heer Saul en hem hebben begraven.

6. De Heer zal daarom ook goed voor jullie zijn, en ik ook.

7. Wees dapper en houd moed. Saul is wel gestorven, maar nu hebben de Judeeërs mij tot koning van de stam van Juda gezalfd."

8. Abner, de zoon van Ner, was de legeraanvoerder van Saul geweest. Hij had Sauls zoon Isboset meegenomen naar Mahanaïm.

9. Daar had hij Isboset koning gemaakt van Gilead, de stam van Aser, Jizreël, de stam van Efraïm en de stam van Benjamin. Dus over heel Israël[ , behalve de stam van Juda ].

10. Isboset was toen 40 jaar. Hij regeerde twee jaar. Alleen de stam van Juda volgde David.

11. David regeerde zeven jaar en zes maanden in Hebron als koning van de stam van Juda.

12. Toen trok Abner met het leger van Isboset van Mahanaïm naar Gibeon.

13. Joab, de zoon van Zeruja, trok met Davids mannen ook naar Gibeon. De twee legers ontmoetten elkaar bij de vijver van Gibeon. Daar bleven ze ieder aan een kant van de vijver staan.

14. Toen zei Abner tegen Joab: "Laten de jonge mannen naar voren komen en met elkaar strijden om de overwinning." Joab antwoordde: "Dat is goed."

15. Toen kwamen twaalf jonge mannen uit de stam van Benjamin naar voren. Zij zouden namens de mannen van Isboset vechten met twaalf van Davids mannen.

16. Toen de strijd begon, grepen ze elkaar bij het hoofd en doorstaken elkaar onmiddellijk met hun zwaarden. Ze vielen allemaal dood neer. Daarom wordt die plaats vlak bij Gibeon Helkat-Hazurim [ (= 'veld van de scherpe zwaarden') ] genoemd.

17. Die dag werd er zwaar gevochten. Abner en het leger van Israël werden verslagen door het leger van David.