BasisBijbel

2 Samuel 19:26-32 BasisBijbel (BB)

26. Hij antwoordde, "Mijn heer de koning, mijn dienaar heeft mij bedrogen. Omdat ik kreupel ben, was ik was van plan om op de ezel met u mee te gaan.

27. Maar hij heeft tegen u over mij gelogen, mijn heer de koning. Maar u bent zo wijs als een engel van God, mijn heer de koning. Doe daarom met mij wat u wil.

28. Want ook al had mijn hele familie verwacht door u gedood te worden, toch mocht ik als geëerde gast elke dag bij u aan tafel eten. Ik durf niet nóg een keer te hopen dat u goed voor mij zal zijn."

29. Maar de koning zei: "Je hoeft niets meer te zeggen. Ik beveel dat jij en Ziba de akkers samen moeten delen."

30. Toen zei Mefiboset tegen de koning: "Hij mag ook wel alles hebben, nu u veilig naar huis bent teruggekomen!"

31. Barzillai uit Gilead was uit Rogelim gekomen. Hij trok met de koning de Jordaan over, om hem uitgeleide te doen.

32. Barzillai was heel oud: hij was al 80 jaar. Hij had voor de koning gezorgd toen de koning in Mahanaïm was, want hij was heel rijk.