BasisBijbel

2 Samuel 18:1-9 BasisBijbel (BB)

1. Daarna stelde David zijn leger op en wees aanvoerders aan over duizend en over honderd mannen.

2. Joab, Joabs broer Abisaï en Itai uit Gat werden aanvoerder. Ze kregen ieder één derde deel van Davids leger mee. De koning zei tegen zijn mannen: "Ik zal zelf ook met jullie meegaan."

3. Maar ze zeiden tegen hem: "Het is beter dat u niet meegaat. Want het gaat hun niet om ons, maar om u. Ze willen ú doden. Zelfs als ze de helft van ons leger zouden doden, dan zou hun dat niets uitmaken. Maar u bent hun evenveel waard als 10.000 van ons. Het is beter als u in de stad blijft en ons vandaar komt helpen [ als dat nodig is ]."

4. Toen zei de koning tegen hen: "Ik zal doen wat jullie zeggen." Toen ging de koning opzij in de stadspoort staan. Hij liet het hele leger langs zich heen trekken in groepen van honderd en van duizend mannen.

5. En de koning zei tegen Joab, Abisaï en Itai: "Wees niet hard voor de jongen, voor Absalom." Iedereen hoorde het.

6. Toen trok Davids leger het leger van Israël tegemoet. In het bos in het gebied van de stam van Efraïm streden de twee legers met elkaar.

7. En het leger van Israël werd door het leger van David verslagen. Er werden wel 20.000 mannen gedood.

8. Er werd over een groot gebied gevochten, maar er werden meer mannen gedood door het bos dan door het zwaard.

9. De mannen van David zagen Absalom op een paard wegvluchten. Toen het paard onder de dichte takken van een eik door liep, raakte Absaloms haar vast in de takken. Het paard liep door en Absalom bleef in de lucht hangen.