BasisBijbel

2 Samuel 15:27-37 BasisBijbel (BB)

27. Toen zei de koning tegen de priester Zadok: "Jij bent toch profeet? Ga gerust terug naar de stad, met je zoon Ahimaäz, en Jonatan, de zoon van Abjatar.

28. Ik zal in de woestijn aan de overkant van de beek wachten op berichten van je."

29. Toen bracht Zadok samen met Abjatar de kist van God terug naar Jeruzalem. En ze bleven in de stad.

30. David beklom huilend de helling van de Olijfberg. Hij had een doek om zijn gezicht geslagen en liep op blote voeten [ als teken van verdriet ]. Ook alle mensen die bij hem waren, hadden een doek om hun gezicht geslagen en huilden.

31. Toen David hoorde dat [ zijn raadgever ] Achitofel was overgelopen naar Absalom, zei hij: "Heer, zorg er alstublieft voor dat Absalom niets doet met de raad die Achitofel hem geeft!"

32. David kwam op de top van de Olijfberg, bij de offerplaats voor God. Daar kwam de Archiet Husai naar hem toe. Hij had zijn kleren gescheurd en aarde op zijn hoofd [ als teken van verdriet ].

33. David zei tegen hem: "Als je met mij meegaat, is dat alleen maar lastig voor ons.

34. Maar als je teruggaat naar de stad, kun je me helpen. Ga naar Absalom. Zeg tegen hem: 'Ik ben uw dienaar, mijn heer de koning. Vroeger diende ik uw vader, maar nu zal ik ú dienen.' Dan kun jij ervoor zorgen dat Absalom niet zal luisteren naar de raad die Achitofel hem zal geven.

35. De priesters Zadok en Abjatar zijn daar ook. Vertel alles wat je in het paleis hoort aan Zadok en Abjatar.

36. Hun twee zonen, Ahimaäz en Jonatan, zullen het dan aan mij komen vertellen."

37. Zo ging Davids vriend Husai terug naar Jeruzalem. Hij kwam in de stad aan toen Absalom er juist binnen trok.