BasisBijbel

2 Samuel 13:2-21 BasisBijbel (BB)

2. Hij voelde zich ziek van verliefdheid. Ze was nog niet getrouwd en het was voor Amnon moeilijk haar iets aan te doen.

3. Nu had hij een vriend, die Jonadab heette. Hij was de zoon van Davids broer Simea. Jonadab was een sluwe man.

4. Hij zei tegen Amnon: "Waarom, beste koningszoon, zie je er elke morgen zo bezorgd uit? Wat is er toch?" Amnon antwoordde: "Ik ben verliefd op Tamar, de zus van mijn broer Absalom."

5. Jonadab zei: "Ga naar bed en doe alsof je ziek bent. Je vader zal je komen bezoeken. Zeg dan tegen hem: 'Stuur alstublieft mijn zus Tamar naar mij toe om mij eten te geven. Als ze dan bij mij het eten klaarmaakt, zal ik het eten als ze mij voert.' "

6. Amnon ging in bed liggen en deed alsof hij ziek was. De koning kwam hem opzoeken. En Amnon zei tegen hem: "Stuur alstublieft mijn zus Tamar hierheen om voor mij hier een paar koeken te bakken en mij die te voeren."

7. David stuurde Tamar in het paleis de boodschap: "Ga naar het huis van je broer Amnon en maak eten voor hem klaar."

8. Tamar ging naar Amnon, die in bed lag. Terwijl hij toekeek, kneedde ze deeg, maakte er koeken van en bakte die.

9. Toen zette ze het eten voor hem neer. Maar Amnon wilde niet eten. Hij stuurde iedereen de kamer uit.

10. Daarna zei Amnon tegen Tamar: "Breng mij het eten hier in de slaapkamer. Dan kun je mij voeren." Tamar bracht de koeken die ze had klaargemaakt naar haar broer Amnon in zijn slaapkamer.

11. Toen ze hem het eten aangaf, greep hij haar vast en zei tegen haar: "Kom bij me in bed."

12. Maar ze zei tegen hem: "Nee, blijf van me af! Zoiets doe je niet in Israël.

13. Doe me dat niet aan, want iedereen zal me nakijken. Ik zal te schande staan. En alle Israëlieten zullen jou een dwaas noemen. Ga alsjeblieft naar de koning en vraag hem of je met me mag trouwen. Ik weet zeker dat hij het goed zal vinden."

14. Maar hij wilde niet naar haar luisteren. Hij verkrachtte haar, want hij was sterker dan zij.

15. Direct daarna kreeg Amnon een grote afkeer van haar. Zijn afkeer was zelfs groter dan de liefde die hij eerst voor haar had gehad. Hij zei: "Ga weg!"

16. Toen zei Tamar: "Nee! Als je me nu wegstuurt, maak je het allemaal nog erger voor me!" Maar hij wilde niet naar haar luisteren.

17. Hij riep de dienaar die hem bediende en zei tegen hem: "Haal die vrouw hier weg en doe de deur achter haar op slot."

18. Tamar droeg een prachtige jurk, want de dochters van de koning hadden allemaal zulke jurken zolang ze nog niet getrouwd waren. De dienaar bracht haar naar buiten en deed de deur achter haar op slot.

19. Tamar strooide as op haar hoofd [ als teken van verdriet ], scheurde haar jurk en liep met haar handen voor haar gezicht huilend weg.

20. Haar broer Absalom zei tegen haar: "Heeft je broer Amnon je verkracht? Zeg er tegen niemand iets over, want hij is je broer. Trek het je niet te veel aan." Tamar ging in het huis van haar broer Absalom wonen. Ze leefde daar als een vrouw die door haar man is weggestuurd.

21. Toen koning David ervan hoorde, werd hij woedend.