BasisBijbel

2 Samuel 13:18-34 BasisBijbel (BB)

18. Tamar droeg een prachtige jurk, want de dochters van de koning hadden allemaal zulke jurken zolang ze nog niet getrouwd waren. De dienaar bracht haar naar buiten en deed de deur achter haar op slot.

19. Tamar strooide as op haar hoofd [ als teken van verdriet ], scheurde haar jurk en liep met haar handen voor haar gezicht huilend weg.

20. Haar broer Absalom zei tegen haar: "Heeft je broer Amnon je verkracht? Zeg er tegen niemand iets over, want hij is je broer. Trek het je niet te veel aan." Tamar ging in het huis van haar broer Absalom wonen. Ze leefde daar als een vrouw die door haar man is weggestuurd.

21. Toen koning David ervan hoorde, werd hij woedend.

22. Absalom zei er niets over tegen Amnon, maar hij haatte hem omdat hij zijn zus Tamar had verkracht.

23. Twee hele jaren later hield Absalom op een keer een feest voor zijn schaapscheerders, in Baäl-Hazor. Dat ligt bij Efraïm. Hij nodigde alle zonen van de koning uit.

24. Maar eerst ging hij naar de koning en zei: "We vieren het schaapscheerdersfeest. Mijn heer de koning, wilt u ook komen met uw dienaren?"

25. Maar de koning zei tegen Absalom: "Nee zoon, we zullen niet allemaal komen, want dat is veel te lastig voor je." Absalom drong er bij de koning op aan, maar de koning wilde niet. Wel gaf hij hem zijn zegen.

26. Toen zei Absalom: "Als u dan niet komt, laat dan tenminste mijn broer Amnon met ons meegaan." De koning antwoordde: "Waarom zou hij met jullie meegaan?"

27. Maar Absalom drong er bij hem op aan. Toen liet hij Amnon en al zijn andere zonen met hem meegaan.

28. Absalom gaf zijn dienaren het bevel: "Let op: als Amnon goed dronken is, geef ik jullie een teken. Dood hem dan. Wees niet bang, want ik heb het jullie bevolen. [ Ik ben verantwoordelijk. ] Wees vastberaden en dapper!"

29. Ze deden wat Absalom had bevolen. De andere zonen van de koning vluchtten op hun paarden.

30. Ze waren nog onderweg, toen David hoorde vertellen dat Absalom alle zonen van de koning had gedood. Er werd gezegd dat er geen één in leven was gebleven.

31. De koning stond op, scheurde zijn kleren [ als teken van verdriet ] en ging op de grond liggen. Al zijn dienaren stonden met gescheurde kleren bij hem.

32. Maar [ Amnons vriend ] Jonadab zei: "Mijn heer de koning, u moet niet denken dat al uw zonen zijn vermoord. Absalom heeft alleen Amnon gedood. Vanaf de dag dat Amnon Tamar had verkracht, was het duidelijk dat Absalom hem zou vermoorden.

33. Ik weet zeker, mijn heer de koning, dat niet al uw zonen dood zijn. Alleen Amnon is dood."

34. Absalom was gevlucht. De dienaar die de wacht hield, zag plotseling een grote groep mensen op de weg achter zich van de berghelling komen.