BasisBijbel

2 Samuel 12:19-31 BasisBijbel (BB)

19. David zag dat zijn dienaren met elkaar liepen te fluisteren. Daardoor begreep hij dat het kind was gestorven. Hij vroeg aan zijn dienaren: "Is het kind gestorven?" Ze zeiden: "Ja, heer."

20. Toen stond David op van de grond, waste zich, verzorgde zich en deed andere kleren aan. Daarna ging hij het heiligdom van de Heer binnen en boog zich neer. Toen ging hij naar huis terug. Hij vroeg om een maaltijd en ging eten.

21. Zijn dienaren vroegen hem: "Waarom doet u dit zo? Toen het kind nog leefde, heeft u gehuild en wilde u niet eten. Maar nu het kind is gestorven, staat u op en eet u weer!"

22. Hij antwoordde: "Toen het kind nog leefde, heb ik gehuild en niet gegeten omdat ik hoopte dat de Heer medelijden zou hebben. Ik hoopte dat Hij het kind zou laten leven.

23. Maar nu is het gestorven. Waarom zou ik hier dan nog mee doorgaan? Ik kan het kind er toch niet mee uit de dood terug krijgen. Ik zal wel naar hem toe gaan, maar het kind komt niet meer naar mij."

24. Daarna troostte David zijn vrouw Batseba. Later kreeg ze opnieuw een zoon. Ze noemde hem Salomo. De Heer hield van Salomo.

25. Hij zei tegen de profeet Natan dat hij tegen David moest zeggen dat hij het kind ook Jedidja moest noemen. Dat betekent 'De Heer houdt van hem.'

26. Joab viel Rabba aan, de hoofdstad van de Ammonieten. Hij veroverde de stad.

27. Hij stuurde boodschappers naar David met het bericht: "Ik heb Rabba aangevallen en het deel van de stad veroverd waar het water de stad in komt.

28. Kom met het andere deel van het leger. Dan kunt u daarmee zelf de rest van de stad veroveren. Dan kunt u zelf de eer krijgen voor de verovering van de stad. Want anders zullen de mensen mij prijzen en niet u."

29. Toen verzamelde David zijn mannen, trok naar Rabba en veroverde het.

30. Hij nam de kroon van hun koning mee. Die woog 1 talent [ (30 kilo) ] goud en was versierd met edelstenen. David zette hem zelf op. Ook nam hij een grote buit uit de stad mee.

31. De bewoners van de stad liet hij voortaan met zagen, houwelen en bijlen [ voor hem in een steengroeve ] werken. Ook liet hij hen van klei stenen bakken. Dat deed hij met de bewoners van alle steden van de Ammonieten. Daarna ging David met zijn hele leger naar Jeruzalem terug.