BasisBijbel

2 Samuel 1:1-8 BasisBijbel (BB)

1. Na zijn overwinning op de Amalekieten kwam David terug in Ziklag. Saul was inmiddels gedood.

2. Twee dagen later kwam er een man uit het leger van Saul in Ziklag aan. Hij liep in gescheurde kleren en met aarde op zijn hoofd [ als teken van verdriet ]. Hij ging naar David, liet zich voor David op de grond vallen en boog zich diep.

3. David vroeg hem: "Waar kom je vandaan?" Hij antwoordde: "Ik ben van het leger van Israël. Ik ben gevlucht."

4. David zei: "Vertel me wat er is gebeurd." Hij antwoordde: "Het leger is op de vlucht geslagen. Veel mannen zijn gedood. Ook Saul en zijn zoon Jonatan zijn dood."

5. David zei tegen de jongeman: "Hoe weet je dat Saul en zijn zoon Jonatan dood zijn?"

6. Hij antwoordde: "Ik was toevallig in de bergen van Gilboa. Saul leunde op zijn speer. De wagens en ruiters van de vijand waren al vlakbij.

7. Toen hij zich omdraaide, zag hij mij en riep mij. Ik zei: 'Hier ben ik.'

8. Hij vroeg mij: 'Wie ben je?' Ik zei: 'Ik ben een Amalekiet.'