13. (Salomo had op het buitenplein een koperen podium laten neerzetten van 5 el [ (2,25 m) ] lang, 5 el breed en 3 el [ (1,35 m) ] hoog. Daar stond hij op, zodat iedereen hem kon zien.) Hij knielde met opgestoken armen neer en zei:
14. "Heer, God van Israël, er is in de hemel en op de aarde geen God zoals U. Want U houdt Zich aan uw verbond en U bent goed voor uw dienaren die met hun hele hart willen leven zoals U het wil.
15. U heeft gedaan wat U uw dienaar David heeft beloofd. Wat U heeft gezegd, heeft U vandaag werkelijkheid gemaakt.
16. Heer, God van Israël, wilt U nu ook de andere belofte werkelijkheid maken die U aan uw dienaar David heeft gedaan. U heeft beloofd: 'Altijd zal één van jouw zonen koning zijn over Israël, als jouw zonen net zo dicht bij Mij leven als jij.'
17. God van Israël, laat alstublieft gebeuren wat U tegen uw dienaar David heeft gezegd.
18. Zou U soms echt op aarde kunnen wonen? Kijk, de hemel, zelfs de allerhoogste hemel is nog te klein voor U. Hoe zou U dan in deze tempel kunnen wonen die ik voor U heb gebouwd!
19. Maar [ ook al bent U zó groot, ] wilt U tóch alstublieft luisteren naar het gebed dat ik vandaag tot U bid.
20. Wilt U altijd, dag en nacht, op deze tempel letten, deze plaats waarvan U heeft gezegd dat U er wil wonen. Wilt U alstublieft luisteren naar het gebed dat ik op deze plaats tot U bid.
21. Luister alstublieft naar de gebeden die ik en uw volk hier tot U zullen bidden. Luister ernaar vanuit uw woning in de hemel en geef ons vergeving!